Bijbel, Gods Woord tot opvoeding (NBG51)

 

 

“Voor de koorleider. Een psalm van David. (19-2) De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt het werk zijner handen;” (Psalmen 19:1 NBG51)

“1  Toen sprak God al deze woorden: 2 Ik ben de HERE, uw God, die u uit het land Egypte, uit het diensthuis, geleid heb. 3 Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben.” (Exodus 20:1-3 NBG51)

“zegt de Here HERE aldus: Het zal niet bestaan en het zal niet geschieden;” (Jesaja 7:7 NBG51)

“Toen strekte de HERE zijn hand uit en roerde mijn mond aan, en de HERE zeide tot mij: Zie, Ik leg mijn woorden in uw mond;” (Jeremia 1:9 NBG51)

“Gelooft gij niet, dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is? De woorden, die Ik tot u spreek, zeg Ik uit Mijzelf niet; maar de Vader, die in Mij blijft, doet zijn werken.” (Johannes 14:10 NBG51)

“en neemt de helm des heils aan en het zwaard des Geestes, dat is het woord van God.” (Efeziërs 6:17 NBG51)

“Voorts zeide Hij: Ik ben de God van uw vader, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob. Toen verborg Mozes zijn gelaat, want hij vreesde God te aanschouwen.” (Exodus 3:6 NBG51)

“Doch wij weten, dat de Zoon van God gekomen is en ons inzicht gegeven heeft om de Waarachtige te kennen; en wij zijn in de Waarachtige, in zijn Zoon Jezus Christus. Dit is de waarachtige God en het eeuwige leven.” (1 Johannes 5:20 NBG51)

“Gij, onze Here en God, zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de macht; want Gij hebt alles geschapen, en om uw wil was het en werd het geschapen.” (Openbaring 4:11 NBG51)

“2 Voorts sprak God tot Mozes en zeide tot hem: Ik ben de HERE. 3 Ik ben aan Abraham, Isaak en Jakob verschenen als God de Almachtige, maar met mijn naam HERE ben Ik hun niet bekend geweest.” (Exodus 6:2-3 NBG51)

“13 Maar gij denkt: Wat weet God? Kan Hij richten door de donkerheid heen? 14 Wolken omhullen Hem, zodat Hij niet ziet; Hij wandelt langs de kring des hemels!” (Job 22:13-14 NBG51)

“5 En de Levieten Jesua, Kadmiel, Bani, Chasabneja, Serebja, Hodia, Sebanja en Petachja zeiden: Staat op, prijst de HERE, uw God, van eeuwigheid tot eeuwigheid; ja, men prijze uw heerlijke naam, die verheven is boven alle lof en prijs. 6 Gij toch zijt alleen de HERE, Gij hebt de hemel, de hemel der hemelen en al zijn heer gemaakt, de aarde en al wat daarop is, de zeeen en al wat daarin is; ja, Gij geeft hun allen het leven, en het heer des hemels buigt zich voor U neder. {} 7 Gij toch zijt de HERE {Jehovah}, de God, die Abram verkoren, hem uit Ur der Chaldeeen geleid en hem de naam Abraham gegeven hebt.” (Nehemia 9:5-7 NBG51)

“7  Hoor nu, mijn volk, en Ik wil spreken, Israel, en Ik wil tegen u getuigen: God, uw God, ben Ik. 8 Niet om uw offers berisp Ik u; uw brandoffers toch zijn bestendig voor Mij. 9 Ik neem uit uw huis geen stier, geen bokken uit uw kooien, 10 want Mij behoort al het gedierte van het woud, het vee op bergen, rijk aan runderen. 11 Ik ken al het gevogelte der bergen, wat zich roert op het veld, staat Mij ter beschikking. 12 Indien Ik honger had, zou Ik het u niet zeggen, want Mij behoort de wereld en haar volheid. 13 Eet Ik soms stierevlees, of drink Ik bokkebloed? 14 Offer Gode lof en betaal de Allerhoogste uw geloften; 15 roep Mij aan ten dage der benauwdheid, Ik zal u redden en gij zult Mij eren. sela 16  Maar tot de goddeloze zegt God: Wat hebt gij mijn inzettingen op te tellen, en neemt mijn verbond in uw mond, 17 hoewel gij de tucht haat, en mijn woorden achter u werpt?” (Psalmen 50:7-17 NBG51)

“11 En Hij heeft zowel apostelen als profeten gegeven, zowel evangelisten als herders en leraars, 12 om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus, {} {} 13 totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus. 14 Dan zijn wij niet meer onmondig, op en neder, heen en weder geslingerd onder invloed van allerlei wind van leer, door het valse spel der mensen, in hun sluwheid, die tot dwaling verleidt,” (Efeziërs 4:11-14 NBG51)

“Ook ben ik, toen ik tot u kwam, broeders, niet met schittering van woorden of wijsheid u het getuigenis van God komen brengen.” (1 Corinthiërs 2:1 NBG51)

“9 Maar, gelijk geschreven staat: Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem liefhebben. 10 Want ons heeft God het geopenbaard door de Geest. Want de Geest doorzoekt alle dingen, zelfs de diepten Gods.” (1 Corinthiërs 2:9-10 NBG51)

“14 Doch een ongeestelijk mens aanvaardt niet hetgeen van de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is. 15 Maar de geestelijke mens beoordeelt alle dingen, zelf echter wordt hij door niemand beoordeeld. {} 16 Want wie kent de zin des Heren, dat hij Hem zou voorlichten? Maar wij hebben de zin van Christus.” (1 Corinthiërs 2:14-16 NBG51)

“Wie bestuurde de Geest des HEREN en onderrichtte Hem als zijn raadsman?” (Jesaja 40:13 NBG51)

“5 dat ten tijde van vroegere geslachten niet bekend is geworden aan de kinderen der mensen, zoals het nu door de Geest geopenbaard is aan de heiligen, zijn apostelen en profeten: 6 [dit geheimenis], dat de heidenen mede-erfgenamen zijn, medeleden en medegenoten van de belofte in Christus Jezus door het evangelie,” (Efeziërs 3:5-6 NBG51)

“opdat hun harten getroost en zij in de liefde verenigd worden tot alle rijkdom van een volledig inzicht, en zij het geheimenis Gods mogen kennen, Christus, {} {} {} {}” (Colossenzen 2:2 NBG51)

“Spreek niet ten aanhoren van een dwaas, want hij veracht uw verstandige taal.” (Spreuken 23:9 NBG51)

“1 Dit zijn de laatste woorden van David: Spreuk van David, de zoon van Isai, en spreuk van de man die hoog geplaatst is, de gezalfde van Jakobs God, de liefelijke in Israels lofzangen. 2 De Geest des HEREN spreekt door mij, zijn woord is op mijn tong;” (2 Samuël 23:1-2 NBG51)

“Mannen broeders, het schriftwoord moest in vervulling gaan, dat de Heilige Geest voorheen bij monde van David gesproken heeft aangaande Judas die de gids is geweest van hen, die Jezus gevangen namen;” (Handelingen 1:16 NBG51)

“en zonder het eens geworden te zijn, gingen zij uiteen, nadat Paulus dit ene woord gesproken had: Terecht heeft de Heilige Geest door de profeet Jesaja tot uw vaderen gesproken, {} {}” (Handelingen 28:25 NBG51)

“terwijl zij naspeurden, op welke of hoedanige tijd de Geest van Christus in hen doelde, toen Hij vooraf getuigenis gaf van al het lijden, dat over Christus zou komen, en van al de heerlijkheid daarna.” (1 Petrus 1:11 NBG51)

“20 Dit moet gij vooral weten, dat geen profetie der Schrift een eigenmachtige uitlegging toelaat; 21 want nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens, maar, door de Heilige Geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken.” (2 Petrus 1:20-21 NBG51)

“maar de Trooster, de Heilige Geest, die de Vader zenden zal in mijn naam, die zal u alles leren en u te binnen brengen al wat Ik u gezegd heb.” (Johannes 14:26 NBG51)

“16 Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid, 17 opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust.” (2 Timotheüs 3:16-17 NBG51)

“En hierom danken ook wij God onophoudelijk, dat gij, toen gij het gepredikte woord Gods van ons hebt ontvangen, het hebt aangenomen niet als een woord van mensen, maar, wat het inderdaad is, als een woord van God, dat ook werkzaam is in u, die gelooft.” (1 Thessalonicen 2:13 NBG51)

“Al wat namelijk tevoren geschreven is, werd tot ons onderricht geschreven, opdat wij in de weg der volharding en van de vertroosting der Schriften de hoop zouden vasthouden.” (Romeinen 15:4 NBG51)

“Dit is hun overkomen tot een voorbeeld [voor ons] en het is opgetekend ter waarschuwing voor ons, over wie het einde der eeuwen gekomen is. {}” (1 Corinthiërs 10:11 NBG51)

“49  Gedenk het woord tot uw knecht, omdat Gij mij hoop hebt gegeven; 50  dit is mijn troost in mijn ellende, dat uw belofte mij levend maakt.” (Psalmen 119:49-50 NBG51)

“7 Het begin der wijsheid is: verwerf wijsheid en verwerf inzicht bij al wat gij bezit. 8 Houd haar hoog, dan zal zij u verheffen, zij zal u tot eer brengen, wanneer gij haar zult omhelzen. 9 Zij zal een liefelijke krans om uw hoofd leggen, een sierlijke kroon zal zij u schenken.” (Spreuken 4:7-9 NBG51)

“Het hart van de verstandige zoekt kennis, maar de mond der zotten houdt zich met dwaasheid bezig.” (Spreuken 15:14 NBG51)

“De in goede aarde gezaaide is hij, die het woord hoort en verstaat, die dan ook vrucht draagt en oplevert, deels honderdvoudig, deels zestigvoudig, deels dertigvoudig. {}” (Mattheüs 13:23 NBG51)

“Maar de vaste spijs is voor de volwassenen, die door het gebruik hun zinnen geoefend hebben in het onderscheiden van goed en kwaad.” (Hebreeën 5:14 NBG51)

“En aan deze vier knapen gaf God kennis en verstand van allerlei geschriften en wijsheid, terwijl Daniel inzicht had in allerlei gezichten en dromen.” (Daniël 1:17 NBG51)

“Er is geen wijsheid en geen verstand, geen raad is er tegenover de HERE.” (Spreuken 21:30 NBG51)

“Vele zijn de overleggingen in het hart des mensen, maar de raad des HEREN, die zal bestaan.” (Spreuken 19:21 NBG51)

“7 Let wel op wat ik zeg, want de Here zal u in alles inzicht geven. 8  Gedenk, dat Jezus Christus uit de doden is opgewekt, uit het geslacht van David, naar mijn evangelie, 9 waarvoor ik kwaad lijd en zelfs boeien draag als een misdadiger. Maar het woord van God is niet geboeid. 10 Om deze reden wil ik alles verdragen, om de uitverkorenen, opdat ook zij het heil in Christus Jezus verkrijgen met eeuwige heerlijkheid. {}” (2 Timotheüs 2:7-10 NBG51)

“Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt.” (Johannes 17:3 NBG51)

“Doch wij weten, dat de Zoon van God gekomen is en ons inzicht gegeven heeft om de Waarachtige te kennen; en wij zijn in de Waarachtige, in zijn Zoon Jezus Christus. Dit is de waarachtige God en het eeuwige leven.” (1 Johannes 5:20 NBG51)

“2 voor koningen en alle hooggeplaatsten, opdat wij een stil en rustig leven mogen leiden in alle godsvrucht en waardigheid. 3 Dit is goed en aangenaam voor God, onze Heiland, 4 die wil, dat alle mensen behouden worden en tot erkentenis der waarheid komen.” (1 Timotheüs 2:2-4 NBG51)

*

 

 

NBG 1951, Vlaams Bijbelgenootschap 1996 uitgave, open op de paginas met Psalmen 23-25
NBG 1951, Vlaams Bijbelgenootschap 1996 uitgave, open op de paginas met Psalmen 23-25

 

Bijbelvertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies; NBG en Vlaams Bijbelgenootschap uitgave 1996
Bijbelvertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies; NBG en Vlaams Bijbelgenootschap uitgave 1996

Voorgaand:

Leren kennen van Hem die het hart kent

Echte boodschap van redding niet ver te zoeken

Engelse versie / English version: Bible, God’s Word to edify (ERV)

Aansluitend:

De heilige geest zal alle dingen welke gezegd zijn in herinnering terugbrengen

Het woord van de Ware God gegeven voor wijsheid te vergaren

Die helper, die heilige gees sal julle alles leer en julle herinner

Der heilige Geist wird euch an alle Dinge erinnern

Wahren Gott gibt sein Wort für immer Weisheit

+++

31 thoughts on “Bijbel, Gods Woord tot opvoeding (NBG51)

Geef een reactie - Give a reaction

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.