Joodse Wetten en Wetten voor Christenen

We zijn bevrijd van de wet, zeggen vele christenen, maar er zijn ook christenen die dit een groot misverstand vinden. Volgens hen zegt de Bijbel, het Boek der boeken, wat anders: “Messias heeft ons vrijgekocht van de vloek der wet door voor ons een vloek te worden” (Galaten 3:13). Vrijgekocht van de vloek is wezenlijk wat anders dan vrijgekocht van de wet.

Hieromtrent hebben zij natuurlijk groot gelijk. Maar zij horen de Oude Geschriften te vergelijken met de Nieuwe Griekse Geschriften en deze naast elkaar te plaatsen.

Mannen van God

Jezus (wat eigenlijk Heil Zeus betekend), of beter Jeshua (van het Hebreeuws Yahushua), als Jood volgde de Joodse feesten; wetten en leefregels. Ook slaan wij acht op wat hij zei: “Alles dan, wat zij ook zeggen, doet dat en onderhoudt dat, maar doet niet naar hun werken, want zij zeggen het wel, maar doen het niet” (Mattheus 23:3).

Daarnaast zien wij ook naar de rol die Jezus in Gods Plan mocht vertolken. Het was God de Allerhoogste zelf die deze bijzondere rabbi, leraar of leidsman, op de wereld plaatste. Jezus maar ook andere mensen rondom hem geloofden in de opdracht die God hem had toegekend. Indien Jezus dan als spreekbuis van de Allerhoogste mocht optreden mogen wij zijn woorden ook als door God goedgekeurde woorden aanvaarden. God zal ons dan als Rechtvaardige Vader dan toch zeker niet afkeuren indien wij de woorden van Zijn eniggeboren zoon voor waar nemen en zijn (Jeshua/Jezus) geboden onderhouden?! Natuurlijk komt het er dan op aan dat wij Jeshua of Jezus van Nazareth, goed moeten leren kennen en ook goed zijn gebodenmoeten leren kennen, zodat wij ons dan wel degelijk aan die geboden kunnen houden.

Rabbi Jezus leest voor uit de Tora

“Ik weet dat zijn opdracht eeuwig leven betekent. Alles wat ik zeg, zeg ik zoals de Vader het mij verteld heeft.’” (Johannes 12:50 NBV)

“Dat wij Gods kinderen liefhebben weten we doordat we God liefhebben en zijn geboden naleven. Want God liefhebben houdt in dat we ons aan zijn geboden houden. Zijn geboden zijn geen zware last,” (1 Johannes 5:2-3 NBV)

“Wie mijn geboden kent en zich eraan houdt, heeft mij lief. Wie mij liefheeft zal de liefde van mijn Vader en mij ontvangen, en ik zal mij aan hem bekendmaken.’” (Johannes 14:21 NBV)

“Wie zegt: ‘Ik ken hem, ‘maar zich niet aan zijn geboden houdt, is een leugenaar; de waarheid is niet in hem. In wie zich aan Gods woord houdt, is zijn liefde ten volle werkelijkheid geworden; hierdoor weten we dat we in hem zijn.” (1 Johannes 2:4-5 NBV)

Jeshua was het eens dat de wet gehouden moest worden, en onderhield deze wet zelf, al vond men hem en zijn discipelen wel bepaalde vrijheden nemen op de sabbat, welke tegen de borst stootten van de aan de religie houdende Joden, Schriftgeleerden en farizeeën. Opvallend daarbij is dat Jezus zijn discipelen, die bepaalde vrijheden met de Joodse Wet namen, niet berispte. Daarentegen berispte Jezus de Schriftgeleerden en de Farizeeën in zoverre zij inconsequent leefden.

Opvallend is dat Jezus het ook had over kleine geboden die niet mochten afgeschaft worden. Maar voor Jezus betekende dat nog niet dat zij dan geen kans zouden maken om in het Koninkrijk toegelaten te worden. Zij zouden echter wel als mindere beschouwd worden. Zij die ook die kleine wetten zouden onderhouden zouden daarentegen wel aanzien verwerven.

“Wie dus ook maar een van de kleinste van deze geboden afschaft en aan anderen leert datzelfde te doen, zal als de kleinste worden beschouwd in het koninkrijk van de hemel. Maar wie ze onderhoudt en dat aan anderen leert, zal in het koninkrijk van de hemel in hoog aanzien staan.” (Mattheüs 5:19 NBV)

De geconverteerde zeer gelovige Jood Saul van Tarsus, beter gekend als apostel Paulus, stelde ook de vraag naar anderen toe of zij  we door het geloof dan afbreuk aan de Wet deden.

“Stellen wij door het geloof de wet buiten werking? Integendeel, wij bevestigen de wet juist.” (Romeinen 3:31 NBV)

Voor hem en andere was het klaar dat zij de Wet wel naar haar juiste aard handhaafden.  Om dan te weten hoe zij dit deden moeten wij de Griekse Geschriften lezen. Uit de epistels of brieven van de apostelen komen wij meer te weten hoe zij Jezus regels interpreteerden en hoe zij met elkaar en meningsverschillen omgingen om tot een vergelijk met het uitoefenen van het geloof te komen. Hiertoe geeft de arts Lukas een mooi beeld van hoe de eerste christenen zich trachtten te organiseren en hoe zij hun geloof trachten te onderbouwen, er naar te leven, en hoe zij voor God dienst hielden. Dat relaas kunnen wij in de Handelingen van de apostelen lezen.

Ambassadeur van God

Jeshua kon onder de heidenen als een ambassadeur komen. Als bode sprekende tot de niet-gelovigen bracht hij ook voor hen het Goede Nieuws. Als boodschapper van het verbond (Maleachi 3:1) verkondigde hij het Goede Nieuws van het Komende Koninkrijk van God. Ook hij zond gezanten over de zeeën, om als hem over Jehovah te getuigen, zo dat zij konden terugkeren naar het rijzige, glanzende volk van God, naar de natie, heinde  en verre geducht, naar het volk van kracht en victorie, wiens land is doorsneden van stromen.(Jesaja 18:2)
Jezus was ontvankelijk voor alle soorten mensen, hen die varkensvlees of garnalen aten, hen die valse goden aanbaden, hen die twijfelden in geloof of helemaal geen geloof in enige godheid hadden. Hij bracht hen de leer van zijn Vader maar maakte ook duidelijk dat men moest opletten met het doornemen van de boekrollen en deze niet naar de letter maar naar de geest moest interpreteren.

Zoals hij iedereen rondom hem lief had gaf hij een nieuw gebod als één van de voornaamste geboden naast het beminnen van slechts één God.
“Een nieuw gebod geef ik u: Dat gij elkander liefhebt; zoals ik u heb liefgehad, zo moet ook gij elkander liefhebben.” (Johannes 13:34 LEI)

In die liefde bracht hij naar de mensen een mogelijkheid tot verlossing van de vloek van de eerste zonde. Bij het Laatste Avondmaal stelde hij dan een Nieuw Verbond voor dat hij in overeenstemming met zijn Vader als bemiddelaar tussen God en mens mocht brengen. Ook al mocht de wet die er toen heerste door Jezus onderhouden geweest zijn, bracht hij nu andere tijdingen met andere voorschriften. De wet was met verscheidene wijzigingen na de eerste mensen aangebracht geworden en bij tijden gewijzigd. God trad nooit als een potentaat op die niets meer wenste te wijzigen aan Zijn wetsbepalingen. Doorheen de geschiedenis van de mens werden Gods Wetten naar voor gebracht. Zij werden ingevoerd om de overtredingen van de mensen aan het licht te brengen, en bedoeld als een tijdelijke maatregel tot de komst van de nakomeling aan wie de belofte gedaan was. De wet werd gegeven door engelen door tussenkomst van een bemiddelaar. Maar een bemiddelaar vertegenwoordigt niet slechts één persoon; God echter is één.”  Naast de profeten en priesters die optraden voor de mensen en spraken in naam van God, mocht de mensheid nu de allergrootste bemiddelaar krijgen in een mensenzoon, op bijzondere wijze geplaatst in het jonge meisje Miriam (Maria). Die bijzondere totstandkoming maakte dat er een nieuwe tijd aanbrak. Jezus zou daarbij de overgangsfiguur spelen of het ‘Keerpunt’. Na hem zou ook niemand meer een excuus kunnen komen aanbrengen, want met hem zou de langverwachte Messias werkelijkheid geworden zijn. Hij mocht de bevestiging en eindpunt van het Oude Verbond zijn en de persoon zijn die de weg openstelde door zijn bemiddeling waardoor er een nieuw verbond is, waardoor zij die door God zijn geroepen, het eeuwige erfdeel kunnen ontvangen, dat hun was beloofd. Zijn dood heeft immers de mensen bevrijd van de overtredingen die onder het eerste verbond begaan waren. (Galaten 3:19-20; Hebreeën 9:15)

PaulT
Paulus van Tarsus als briefschrijver. – 17° Eeuws Schilderij Valentin de Boulogne (1591–1632)
In de brief aan de Romeinen schrijft Paulus over de wet die aan het Hebreeuwse volk door Mozes werd gegeven. Hij stelt in Romeinen dat voordat Jezus was, het door de wet was dat we gerechtigheid konden vinden. Nu, dat Jezus is gekomen, ook al was het niet om Dé Wet of de profeten op te heffen, kunnen we rechtvaardigheid in hem vinden en niet alleen in de wet. Jezus is gekomen om ze te vervullen, wat hij ook gedaan heeft. Maar hij verzekerde ons ook dat eer hemel en aarde vergaan (dus niet), zal er niet één punt of komma van de wet afgaan voor al het gene dat God in Zijn Plan voorzien heeft zal vervuld zijn. En dan rijst natuurlijk de zeer moeilijke vraag in welke mate één of ander gebod is weg gevallen of wij kunnen weg doen vallen. Want “Wie één van die geringste geboden ontkracht en dat de mensen leert, zal de geringste genoemd worden in het koninkrijk der hemelen. Maar wie ze onderhoudt en leert, zal groot genoemd worden in het koninkrijk der hemelen.” Jezus gaf  zelfs te kennen dat hemel en aarde eerder nog gingen vergaan dan dat een letter van de wet zou wegvallen.

“Meent niet, dat Ik gekomen ben, om de Wet of de Profeten op te heffen. Ik ben niet komen opheffen, maar volmaken. Voorwaar, Ik zeg u: Eer hemel en aarde vergaan, zal er geen jota of stip van de Wet vergaan, totdat alles is volbracht. Wie dus een van die kleinste geboden opheft en dit aan de mensen leert, zal de minste worden genoemd in het rijk der hemelen; maar wie ze onderhoudt en ze leert, hij zal groot worden genoemd in het rijk der hemelen.” (Mattheüs 5:17-19 CANIS)
“Toch zal gemakkelijker hemel en aarde vergaan, dan dat er een enkele streep van de Wet zou vervallen.” (Lukas 16:17 CANIS)

Dit maakt het zeer moeilijk om te weten aan welke wetten wij al of niet moeten houden. Maar als men verder het verloop van de eerste volgelingen van Christus Jezus er op na leest in de Handelingen van de Apostelen en in de brieven van die apostelen aan de verschillende geloofsgemeenschappen kunnen wij ons toch een fair beeld vormen van wie zich aan wat mag of moet houden. Daarbij zal opvallen dat veel eigenlijk wel mag maar niet moet. Om de eenvoudige reden dat wij in Jezus de vervolmaker van de wet hebben gevonden die voldoende richtlijnen heeft gegeven om tot een juiste interpretatie te komen. Ook al kan die niet op één twee drie neergeschreven worden, want daar zou men een grote resumé van de evangeliën en epistels moeten neerschrijven.

“Maar thans is, buiten de Wet om, de gerechtigheid Gods verschenen, waarvan de Wet en de profeten getuigenis hebben afgelegd.” (Romeinen 3:21 CANIS)

Algemeen kan men echter stellen dat als men die geschriften leest, het op valt, dat de wet alleen geldt voor (of macht heeft over) degenen die onder de wet vallen (Het Joodse geslacht of Israel het Volk van God). Christenen worden echter niet gered door het volgen van de wet – maar de wet kan hen wel dienen als een leidraad waarmee zij de zonde in hun leven kunnen mee identificeren. God heeft geen enkele van Zijn wetten voor Zijn eigen belang geschreven, maar voor ons. God wil dat we apart geplaatst worden van het wereldse (heilig en rechtvaardig verklaard), en de wet is er om ons te laten zien wat God verwacht van zijn kinderen. Maar het zal niet door het volgen van de wet zijn dat wij gered zullen worden en eeuwig leven zullen genieten. God is er van bewust dat wij niet eens in staat zijn perfect te gehoorzamen aan de wet. daarom heeft Hij voorzien dat wij gerechtvaardigd zijn door het geloof in God.

“Wij weten dat de wet in alles wat hij zegt alleen tot degenen spreekt die aan de wet zijn onderworpen. Maar uiteindelijk wordt ieder mens het zwijgen opgelegd en staat de hele wereld schuldig voor God. Daarom is voor hem geen sterveling onschuldig omdat hij de wet naleeft, want juist de wet leert ons de zonde kennen.” (Romeinen 3:19-20 NBV)
“Ik heb u er immers op gewezen dat een mens wordt vrijgesproken door te geloven, en niet door de wet na te leven.” (Romeinen 3:28 NBV)

Verbond door bemiddeling

Dürer-Apokalypse Lamm Gottes
Het Lam van God met het Boek met de zeven zegels. – Dürer-Apokalypse Lamm Gottes – Die Offenbarung des Johannes – 1498 Albrecht Dürer
Zij die Christus Jezus volgen hebben de zekerheid gekregen dat er tussen die éne Ware God en tussen de mensen er slechts één bemiddelaar is, de mens Christus Jezus. Hem is ook  het priesterlijke werk toegewezen, dat veel verhevener is dan al het voorgaande, zoals ook het verbond dat door zijn bemiddeling gesloten werd, beter is, omdat het op betere beloften berust. Vroeger moesten er offers gebracht worden door de priesters, maar deze man die aan een paal stierf is de Hogepriester in de orde van Melchisedek geworden, die het ultieme offer heeft gebracht door zijn eigen lichaam aan een martelpaal te laten hangen tot de dood toetrad. Het is door Jezus zijn bemiddeling dat dit nieuw verbond is gesloten en wij veel betere verwachtingen kunnen koesteren dan vele mensen voor ons. (Mattheus 20:19; 1 Petrus 2:24; Romeinen 3:25; 1 Timotheüs 2:5; Hebreeën 6:20; 7:15; 8:6; 12:24; 1 Johannes 2:2; 4:10)

Met Jezus zijn zondoffer is de zonde aan de paal gehangen. Het Lam van God heeft ze weg genomen. (Johannes 1:29) zoals zij door één mens in de wereld waren gekomen zijn ze door één mens uit de wereld genomen, niet dat zij er niet meer zouden zijn, of ons niet tot verdoemenis zouden kunnen brengen. Maar in Jezus hebben wij een witwasser gevonden, waarbij wij nog het loon van onze fouten zullen krijgen in onze dood, maar bevrijding in ons geloof omtrent Christus Jezus de Messias, die als voorbeeld voor ons uit de dood is opgestaan, ten teken voor wat ons te wachten kan staan. (Romeinen5:12,21; 6:23; Jesaja 26:19; Daniel 12:13; 1 Thessalonicenzen 4:16; Hebreeën 7:15; Johannes 5:29; 11:25; Handelingen der apostelen 24:15; 1 Korinthiërs 15:42)

Geen Wet, geen overtreding

Natuurlijk beseffen wij dat waar geen wet is geen overtredingen kunnen zijn. (Romeinen 4:15) Echter hoe schril steekt de zonde van de mens af tegen de genade van God, die door de eeuwen heen steeds Zijn Volk geleid heeft! Op elk moment van de dag en nacht was Hij daar voor hen. Maar door Jezus offergave zijn er geen offers meer nodig (zoals besnijdenis, brengen van eerste vruchten of jonge dieren). Nu komt het alle mensen toe om de onverdiende gift van die ene mens Jezus Christus, die zijn eigen leven opofferde om tallozen van de dood te redden, al of niet te aanvaarden. Door een daad van één man zijn gerechtigheid voor alle mensen is over alle mensen de rechtvaardiging gekomen, waardoor er geen andere rechtvaardiging of zoenoffers meer voor hoeven gebracht worden. Immers, zoals door de ongehoorzaamheid van die ene mens die menigte  mensen als zondig voor God zou staan, zo zal ook die menigte door de  gehoorzaamheid van die ene gerechtvaardigd voor Hem staan. De mensen zijn de verzekering van Redding in het geloof in die ene man gegeven. Door de genade van de Heer Jezus Christus is er voor ons redding weg gelegd, en niet door een verbondenheid met een wereldse organisatie of kerk, of door het plegen van offers of houden van feesten.(Romeinen 5:15, 18; Handelingen der apostelen 15:11)

Christus heeft ons een model nagelaten hoe te leven. Hij heeft ons geroepen om een nieuwe loopbaan aan te nemen waarbij wij nauwkeurig in zijn voetstappen kunnen treden (Johannes 13:15; 1 Petrus 2:21; 1 Johannes 2:6)

Wijze van leven

Jezus had een voortreffelijk gedrag, maar rekende het anderen niet ten kwade als deze niet zo strikt als hij leefde. Toch konden zij niet zo maar begaan, en kunnen wij er ook niet zo maar op los leven. Jezus heeft met zijn parabels of gelijkenissen meerdere voorbeelden gegeven hoe wij door het leven kunnen gaan en wat er dan ons te wachten kan staan. Jezus heeft door zijn preken laten zien hoe belangrijk juist gedrag is, dat ook het hervormen van de geest zal vergen, maar waar ieder tijd voor krijgt om naar eigen vermogen zich op te werken om apart geplaatst (geheiligd) te worden in de naam van Christus, als gehoorzame kinderen die niet langer gevormd zijn naar de begeerten, maar in overeenstemming met de heilige die ons geroepen heeft. (1 Petrus 1:14-16)

Vervloeking, Visioenen,Uitstorting van de Geest en Slavenjuk

Onze oude persoonlijkheid afleggend, kunnen wij er aan werken om verder nauwkeurige kennis te verwerven. (Kolossenzen 3:9,10; Filippenzen 4:8) Vroeger waren er wetten en gebruiken die de mensen er toe brachten om deze op te volgen als slaven. Maar in Christus hebben wij nu een Slaaf voor mens en God, een Vrijkoper of Loskoper gevonden, terwijl voorheen en ook nadien er niemand anders God zijn losprijs kon of kan betalen. Jezus heeft zich als Mensenzoon aangeboden om voor de anderen te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen. Niet enkel legde hij getuigenis af over God en zichzelf, maar beloofde zijn discipelen dat God hen nog een andere bevrijder zoud sturen om hun gedachten met de juiste woorden te voorzien, zodat zij ook de volle bekwaamheid zouden krijgen om te verkondigen. Die verkondiging dat er een geest zou komen over de apostelen en over anderen tegen het einde der tijden werd bevestigd in de geschriften van het Nieuwe Testament. In meerdere boeken zien wij dat God Zijn Geest uitstortte over gewone mensen. Dezen die de Geest van God over hen kregen spraken Gods woorden. Jonge mannen kregen visioenen en oude mannen bijzondere dromen. Dezen lieten de burgers die zich wensten aan te sluiten bij de volgelingen van Jezus, toentertijd nog aanschouwd als een Joodse sekte, de Weg, dat  Christus hen bevrijd had van de vloek der wet door zelf voor ons een vloek te worden, want er staat geschreven: “Vervloekt alwie hangt aan het hout, -” (Galaten 3:13 WV78) Die apostelen, die als Joden ook die onder de wet stonden, zagen in Christus Jezus hun bevrijder maar ook een roeper voor niet Joden. Zij waren er bewust van geworden dat het er niet toe deed of men nu Jood was of niet, Romein of Griek, slaaf of vrij mens, man of vrouw. Want samen kon iedereen die het wenste nu een eenheid in Christus Jezus vormen. Als Jezus hen bevrijdt had, waarom zouden zij als mensen aan die andere mensen regels opleggen die hen weer afhankelijk zouden maken van anderen en hen weer zouden binden aan wetten die hen zelfs eerst niet toe kwamen? De apostelen was het gegeven om hen ook te bevrijden, opdat zij ook de rang van zonen zouden verkrijgen. Het is voor die vrijheid dat Christus ons heeft vrijgemaakt. Daarom riepen bepaalde apostelen op om stand te houden, en al was het voor hen ook niet altijd makkelijk om nieuwe verordeningen in te voeren, zoals het toelaten van bepaalde dingen te mogen eten, waren zij er van overtuigd, door middel van de geest, dat zij nog anderen zich opnieuw een slavenjuk mochten laten opleggen. (Psalmen 49:7; Mattheüs 20:28; Handelingen der apostelen 2:17; Jakobus 1:25; Galaten 3:13, 28; 4:5; 5:1, 13; Jakobus 1:25)

Bevrijding van Heerschappij der zonde en Waar Geloof en Onderricht

File:Da rubens, cristo risorto.jpg
Christus triomfeert over zonde. – na 1616 Peter Paul Rubens (1577–1640)

Bevrijd van de heerschappij der zonde en dienaars geworden van de gerechtigheid horen wij nu onder het Nieuwe Verbond niet meer te houden aan de Oude Mozaïsche Wetten, noch later bijgevoegde Wetten voor het Volk Israël, want wij mogen door ons doopsel als wedergeborene opstaan in een  nieuwe schepping, verlost geworden uit de slavernij der vergankelijkheid en delen in de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods. Geroepen tot vrijheid moeten wij er op toezien dat wij die geen misbruik maken door die vrijheid als voorwendsel voor zelfzucht te gebruiken. Integendeel, horen wij elkander geen beperkingen op te leggen, maar elkaar te dienen door de liefde, die ook open staat voor die dingen waar wij zelf persoonlijk misschien niet zo zouden aan houden. Niet gelovigen, heidenen of niet-Joden, mogen zich met de Joden of Hebreeërs aansluiten in het nieuwe geloof onder het leiderschap van Jezus Christus de Heer, om zich dan verder te verdiepen in de volmaakte wet, de wet van de vrijheid. Men zal zien dat bepaalde zaken er misschien niet dadelijk zullen zijn vanaf de bekering. Maar de ware gelovige zal moeten beseffen dat het niet zo maar blijft bij zijn doop. Na het doopsel zal hij verder aan zijn geloof moeten werken. Hij of zij zal moeten beseffen dat het daar niet bij blijft. Neen de gelovige mag zich niet gedragen als een vergeetachtig toehoorder, maar als een uitvoerder metterdaad, die zal zalig zijn door zijn doen in lijn van de geest van de Wet. Ook wetende dat wanneer de heidenen, die de Wet niet bezitten, natuurlijkerwijze  de voorschriften der Wet onderhouden, dat dezen dan ook zonder de Wet zichzelf  tot wet zijn. (Galaten 4:5; 5:1, 13; Romeinen 6:18; 8:21)

Maar hoe kunnen wij dan aannemen dat sommigen van ons toch niet zo gebonden zijn aan die oude Joodse wetten? Als wij ook in de Griekse geschriften mogen geloven, staat ook daarin vermeld dat de gehele Schrift ter onderricht is en door God geïnspireerd. In die zin waren zelfs de geschriften van de oorspronkelijke vervolger van Jezus volgelingen, instructies / richtlijnen / commando’s voor de vroegere tijden vlak na Jezus dood en verrijzenis, maar ook voor en voor nu. Deze bekeerling Paulus liet zijn toehoorders weten:

“Elke schrifttekst is door God geïnspireerd en kan gebruikt worden om onderricht te geven, om dwalingen en fouten te weerleggen, en om op te voeden tot een deugdzaam leven, zodat een dienaar van God voor zijn taak berekend is en voor elk goed doel volledig is toegerust.” (2 Timotheüs 3:16-17 NBV)
“maar nu is ze bekend geworden doordat onze redder Christus Jezus is verschenen, die de dood heeft vernietigd en onvergankelijk leven heeft doen oplichten door het evangelie. Van dit evangelie ben ik verkondiger, apostel en leraar; daarom moet ik dit alles ondergaan. Maar ik schaam mij niet, want ik weet in wie ik mijn vertrouwen heb gesteld en ben ervan overtuigd dat hij bij machte is om wat mij is toevertrouwd te bewaren, tot de grote dag aanbreekt. Neem als richtsnoer de heilzame woorden die je van mij hebt gehoord, houd vast aan het geloof en aan de liefde die in Christus Jezus zijn. Bewaar door de heilige Geest, die in ons woont, het goede dat je is toevertrouwd.” (2 Timotheüs 1:10-14 NBV)
“Maar voor u, broeders en zusters, geliefden van de Heer, moeten wij God altijd danken. Hij heeft u als eersten uitgekozen om te worden gered door de Geest die heilig maakt en door het geloof in de waarheid. Hij heeft u daartoe geroepen door het evangelie dat wij u verkondigd hebben en waardoor u zult delen in de luister van onze Heer Jezus Christus. Wees standvastig, broeders en zusters, en blijf bij de traditie waarin u door ons onderwezen bent, in woord of geschrift.” (2 Thessalonicen 2:13-15 NBV)

Het is in die traditie onderwezen door de apostelen dat de gelovigen verder hoorden te gaan. De mens is een hoeveelheid aan richtlijnen gegeven in de Heilig Schrift, welke tot onderricht kunnen dienen om tot volmaaktheid te komen.Maar op hun pad moesten zij wel opletten niet onder dezelfde soort ongehoorzaamheid te komen die Israël in de woestijn veroorzaakte weg te vallen. (Waarschuwingen hiervoor vinden wij in de eerste drie hoofdstukken van Hebreeën).

Door middel van de prediking van het evangelie, door Mattheus, Markus, Lukas, Johannes, Paulus, Petrus, Jakobus en Jezus broer Judas werd er aan diegenen die het wensten te horen, verteld om vast te houden aan die handelingen en gebruiken en het evangelie dat ze hadden geleerd van de discipelen van Jezus. Ook voor ons zijn die leringen van de apostelen, mits zij door God geïnspireerd zijn, toepasselijk.

Ook Petrus getuigde van de inspiratie van de woorden van Paulus die wijsheid geven, ook al zijn er soms in die brieven een aantal dingen die voor sommigen moeilijk te verstaan zijn. Hij waarschuwt ook wel om op te letten dat onwetenden en onstabielen die teksten niet zouden gaan verdraaien zodat deze zouden leiden niet enkel naar hun eigen ondergang, maar ook naar de ondergang van de meelopers die zich laten meeslepen voor de een of andere reden. Daarnaast zullen er ook spotters komen, naar het einde der tijden zelfs meer, die er ook alles in het werk zullen stellen om verwarring te zaaien, zodat met de fout van wetteloze mensen zij ook hun eigen stabiliteit zullen verliezen.(2 Petrus 3: 2-4)

Doorheen de tijden hebben wij kunnen zien hoe God leiding gaf aan Zijn Volk Israël en de wereld voorzag van voorspellers of profeten. Hun woorden moeten wij blijven herinneren, maar ook de woorden van de profeet Jezus en zijn uitverkoren talmidim, die deze woorden hebben doorgegeven, mogen wij niet vergeten.

“en wel door u te herinneren aan de woorden die de heilige profeten destijds hebben gesproken en aan het gebod van onze Heer en redder dat uw apostelen u hebben doorgegeven. Vergeet vooral niet dat er aan het einde van de tijd spotters zullen komen, die hun eigen begeerte volgen en smalend vragen: ‘Waar blijft hij nu? Hij had toch beloofd te komen? De generatie voor ons is al gestorven, maar alles is nog steeds zoals het sinds het begin van de schepping geweest is.’” (2 Petrus 3:2-4 NBV)

Opgetekende geboden

File:2010-09-11 om oij mauritius silvolde 14.JPG
Opgetekende Geboden van God. – Oude Mauritius (n.h.) in Silvolde, Oude IJsselstreek. Tien geboden.

Ook de apostelen hebben de geboden van God en de geboden van Jezus over gebracht door middel van hun woorden die zijn opgetekend in het Nieuwe Testament. Paulus was een apostel – om zijn woorden af te doen als richtlijnen voor de 1e eeuw en dus niet relevant voor ons vandaag, zou er op neer komen om de woorden van Jezus af te doen als niet relevant voor ons. Dit punt wordt verder benadrukt door Efeziërs 4:11-14

“En hij is het die apostelen heeft aangesteld, en profeten, evangelieverkondigers, herders en leraren, om de heiligen toe te rusten voor het werk in zijn dienst. Zo wordt het lichaam van Christus opgebouwd, totdat wij allen samen door ons geloof en door onze kennis van de Zoon van God een eenheid vormen, de eenheid van de volmaakte mens, van de tot volle wasdom gekomen volheid van Christus. Dan zijn we geen onmondige kinderen meer die stuurloos ronddobberen en met elke wind meewaaien, met wat er maar verkondigd wordt door mensen die tot alles in staat zijn wanneer ze anderen listig en doortrapt op een dwaalspoor willen brengen.” (Efeziërs 4:11-14 NBV)

Aldus zijn de geschriften van Paulus (brieven) en Lukas (evangelie en verslag over de eerste levensjaren van de beweging van Jezus’ volgelingen, opgetekend in de Handelingen der apostelen), door de leerstellingen van Jezus Christus en door de gave van de Heilige Geest (Gods Kracht) gevoed geworden. Deze teksten mogen niet geminimaliseerd worden of genegeerd. Ze zijn niet verouderd. Jezus Christus is eveneens als zijn Vader gisteren en vandaag nog steeds dezelfde en tot in eeuwigheid. (Hebreeën 13:8) Daarom zijn zijn woorden als opgetekend door de apostelen als waar op te nemen. Maar hier worden wij dan weer geconfronteerd met de mogelijkheid dat wij selectief te werk zouden kunnen gaan en een persoonlijke selectie zouden maken van wat wij beschouwen dat geldt voor andere leeftijden en niet voor ons. Hiervoor moeten wij dus zeer hard opletten dat wij het evangelie van Christus niet vervormen. Om die reden moeten wij ook naar de wijze raad van Jezus luisteren toen hij de farizeeën berispte te grote muggenzifters te zijn in plaats de geest van de Wet te zien.

“Wee jullie, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, jullie geven tienden van munt, dille en komijn, maar veronachtzamen wat in de wet zwaarder weegt: recht, barmhartigheid en trouw, terwijl men het een zou moeten doen zonder het andere te laten. Blinde leiders zijn jullie, die uit hun drank de muggen ziften, maar een kameel wegslikken. Wee jullie, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, de buitenkant van bekers en schalen spoelen jullie af, maar de binnenkant blijft vol roofzucht en onmatigheid. Blinde Farizeeër, spoel eerst de binnenkant van de beker om, dan wordt de buitenkant vanzelf ook schoon. Wee jullie, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, jullie lijken op witgepleisterde graven, die er vanbuiten wel fraai uitzien, maar vol liggen met doodsbeenderen en andere onreinheden. Zo lijken ook jullie voor de mensen uiterlijk op rechtvaardigen, terwijl jullie innerlijk vol huichelarij en wetsverachting zijn. Wee jullie, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, jullie bouwen grafmonumenten voor de profeten en versieren de graven van de rechtvaardigen, en jullie zeggen: “Als wij geleefd hadden in de tijd van onze voorouders, zouden wij ons niet zoals zij schuldig hebben gemaakt aan de moord op de profeten.” Daarmee erkennen jullie zelf dat jullie kinderen zijn van hen die de profeten vermoord hebben. Maak de maat van jullie voorouders dan maar vol! Slangen zijn jullie, addergebroed, hoe denken jullie te kunnen ontkomen aan een veroordeling tot de Gehenna? Dat is de reden waarom ik profeten en wijzen en schriftgeleerden naar jullie zal sturen. Jullie zullen sommigen van hen doden, kruisigen zelfs, en anderen in jullie synagogen geselen en van stad tot stad vervolgen. Al het onschuldige bloed dat op aarde is vergoten zal jullie worden aangerekend, vanaf het bloed van Abel, de rechtvaardige, tot het bloed van Zecharja, de zoon van Berechja, die jullie vermoord hebben tussen het heiligdom en het brandofferaltaar. Ik verzeker jullie: op deze generatie zal dit alles neerkomen. Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt en stenigt wie naar haar toe zijn gestuurd! Hoe vaak heb ik je kinderen niet bijeen willen brengen zoals een hen haar kuikens verzamelt onder haar vleugels, maar jullie hebben het niet gewild.” (Mattheüs 23:23-37 NBV)

Samenbrenging in eenheid

Jezus heeft zo niet-gelovigen en anders gelovigen bijeen gebracht zodat zij in eenheid samen zouden kunnen leven in de liefde die hij hen heeft gegeven.
Als gelovigen moeten wij dankbaar zijn dat wij samen in een gemeenschap van mensen verenigd kunnen zitten, die uit verschillende stromingen komen. Allen kunnen zo andere gewoonten hebben, ander voedsel en activiteiten. Het gevaar is dat wij daar onze eigen mening gaan over vormen maar ook onze gebruiken aan die anderen willen opleggen. Daarvoor moeten wij als Christenen voor opletten om niet in die val te trappen. Wij moeten er ons voor hoeden dat er geen verwarring kan optreden. Het is verwarring over feiten en meningen en hoe anderen ons zien dat ook ons zal kunnen neerhalen. Het is verwarring over wat echt belangrijk is dat ons kan doen vervreemden van de essentie, war wij meer aandacht zouden moeten aan besteden.

In de parabels van Jezus kunnen wij de essentie vinden om ons voor te bereiden voor de wederkomst van Christus zodat wij klaar zullen staan om het Koninkrijk van God waardig binnen te gaan. Jezus heeft duidelijk gemaakt wat de noodzakelijkheden zijn en gepraat over wat de moeite waard is om voor te vechten, wat het verdedigen waard is en wat echt belangrijk is om eeuwig leven te kunnen verwerven. Liefhebben en dienen liggen hier voorop. Dit steeds met het eren van slechts één God die de God van allen is, en zo elk individu erkent.

Offer ter verzoening en voleindiging

Zo kan eenieder op zijn eigen wijze de enige Ware God aanbidden en verheerlijken. Jezus heeft ons het “Onze Vader” als modelgebed gegeven, maar heeft ons ook gewaarschuwd dat God niet van een aframmeling en een veelvuldig geprevel houdt. God hoeft geen voorgeschreven gebeden en riten, vol met offers, want Jezus heeft reeds het totaal voldoening schenkend offer gebracht. Zij die nog offers willen brengen mogen dat gerust uit vrije wil doen, maar kunnen het niet aan anderen opleggen, want dan maken zij dezen weer tot slaaf. Met het Laatste Avondmaal heeft Jezus het Nieuwe Verbond aangekondigd, waarbij hij vroeg die daad van het breken van het brood en drinken van de wijn regelmatig te hernemen als herinnering met de symbolen van het vergoten bloed en het laatst geslachte lichaam van het Lam van God. Jezus vroeg dit niet enkel op de sabbat te doen of enkel op 14 Nisan, hij zei “zo veel als je kan”.

“Want wat ik heb ontvangen en aan u heb doorgegeven, gaat terug op de Heer zelf. In de nacht waarin de Heer Jezus werd uitgeleverd nam hij een brood, sprak het dankgebed uit, brak het brood en zei: ‘Dit is mijn lichaam voor jullie. Doe dit, telkens opnieuw, om mij te gedenken.’ {-(11:24) \@Dit is mijn lichaam voor jullie\@ Andere handschriften lezen: ‘Neem, eet, dit is mijn lichaam dat voor jullie gebroken wordt’.} Zo nam hij na de maaltijd ook de beker, en hij zei: ‘Deze beker is het nieuwe verbond dat door mijn bloed gesloten wordt. Doe dit, telkens als jullie hieruit drinken, om mij te gedenken.’ Dus altijd wanneer u dit brood eet en uit de beker drinkt, verkondigt u de dood van de Heer, totdat hij komt. Daarom maakt iemand die op onwaardige wijze van het brood eet en uit de beker van de Heer drinkt, zich schuldig tegenover het lichaam en het bloed van de Heer. Laat daarom iedereen zichzelf eerst toetsen voordat hij van het brood eet en uit de beker drinkt, want wie eet en drinkt maar niet beseft dat het om het lichaam van de Heer gaat, roept zijn veroordeling af over zichzelf.” (1 Corinthiërs 11:23-29 NBV)

“Toen ze verder aten nam Jezus een brood, sprak het zegengebed uit, brak het brood en gaf de leerlingen ervan met de woorden: ‘Neem, eet, dit is mijn lichaam.’ En hij nam een beker, sprak het dankgebed uit en gaf hun de beker met de woorden: ‘Drink allen hieruit, dit is mijn bloed, het bloed van het verbond, dat voor velen wordt vergoten tot vergeving van zonden. Ik zeg jullie: vanaf vandaag zal ik niet meer van de vrucht van de wijnstok drinken tot de dag komt dat ik er met jullie opnieuw van zal drinken in het koninkrijk van mijn Vader.’ Nadat ze de lofzang hadden gezongen, vertrokken ze naar de Olijfberg.” (Mattheüs 26:26-30 NBV)

“Terwijl ze aten, nam hij een brood, sprak het zegengebed uit, brak het brood, deelde het uit en zei: ‘Neem hiervan, dit is mijn lichaam.’ En hij nam een beker, sprak het dankgebed uit en gaf hun de beker, en allen dronken eruit. Hij zei tegen hen: ‘Dit is mijn bloed, het bloed van het verbond, dat voor velen vergoten wordt. Ik verzeker jullie: ik zal niet meer van de vrucht van de wijnstok drinken tot de dag komt dat ik er opnieuw van zal drinken in het koninkrijk van God.’ Nadat ze de lofzang hadden gezongen, vertrokken ze naar de Olijfberg.” (Markus 14:22-26 NBV)

“Toen het zover was, ging hij samen met de apostelen aanliggen voor de maaltijd. Hij zei tegen hen: ‘Ik heb er hevig naar verlangd dit pesachmaal met jullie te eten voor de tijd van mijn lijden aanbreekt. Want ik zeg jullie: ik zal geen pesachmaal meer eten voordat het zijn vervulling heeft gevonden in het koninkrijk van God.’ Hij nam een beker, sprak het dankgebed uit en zei: ‘Neem deze beker en geef hem aan elkaar door. Want ik zeg jullie: vanaf nu zal ik niet meer drinken van de vrucht van de wijnstok tot het koninkrijk van God gekomen is.’ En hij nam een brood, sprak het dankgebed uit, brak het brood, deelde het uit en zei: ‘Dit is mijn lichaam dat voor jullie gegeven wordt. Doe dit, telkens opnieuw, om mij te gedenken.’ Zo nam hij na de maaltijd ook de beker, en zei: ‘Deze beker, die voor jullie wordt uitgegoten, is het nieuwe verbond dat door mijn bloed gesloten wordt.” (Lukas 22:14-20 NBV)

Telkens als wij uit de beker drinken horen wij Jezus dood ter herinnering te nemen, en uit handelingen kunnen wij zien dat de apostelen of de mensen in hun huizen regelmatig samen kwamen en deze gebeurtenis in herinnering  namen, ook midden in de week. [(Ga maar eens na op welke dag Paulus in de mand over de muur ontsnapte uit de stad, nadat hij samen met andere gelovigen nog de maaltijd des heren had herdacht (donderdag)]

Eten, drinken en vasten

Het vasten is ook zulk een gebeurtenis die niet is opgedragen om altijd en door iedereen op te volgen.

“Wanneer jullie vasten, zet dan niet zo’n somber gezicht als de huichelaars, want zij doen dat om iedereen te laten zien dat ze aan het vasten zijn. Ik verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen. Maar als jullie vasten, was dan je gezicht en wrijf je hoofd in met olie, zodat niemand ziet dat je aan het vasten bent, alleen je Vader, die in het verborgene is. En jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen.” (Mattheüs 6:16-18 NBV)

“Als u met Christus dood bent voor de machten van de wereld, waarom laat u zich dan geboden opleggen alsof u nog in de wereld leeft? ‘Raak dit niet aan, proef dat niet, blijf daarvan af’ het zijn menselijke voorschriften en principes over zaken die door het gebruik vergaan. Dat moet allemaal voor wijsheid doorgaan, maar het is zelfbedachte godsdienst, zelfvernedering en verachting van het lichaam; het heeft geen enkele waarde en dient alleen maar tot eigen bevrediging.” (Colossenzen 2:20-23 NBV)

Deze tekst omsluit alles zeer duidelijk. Indien wij beweren Christen te zijn, bedoelende dat wij volgeling van de Nazareen Jezus zijn, moeten wij als wedergeborenen ook met Christus de eerste beginselen der wereld afgestorven zijn. Wij moeten niet gaan doen of wij nog deel uitmaken van deze wereld. Ook al leven wij nog in deze wereld en zijn wij er veel verschuldigd aan, hoeven wij ons niet meer aan bepaalde inzettingen laten onderwerpen. De tijd om bepaalde afstanden niet meer te mogen afleggen op bepaalde dagen, of bepaalde zaken niet te mogen aanraken of bepaalde zaken niet te proeven, is voorbij gegaan met Christus Jezus. Wij moeten niet zozeer begaan zijn met dingen die alle door het gebruik te loor gaan. Ook hoeven wij ons niet aan geboden en leringen houden van de mensen, (die wel een schijn van wijsheid hebben in eigenwillige godsdienst, in nederigheid en gestrengheid tegen het lichaam, daaraan geen eer bewijzend) tot bevrediging van het vlees.

Jezus kwam onder de mensen en at en dronk met hen.

“Nu is de Mensenzoon gekomen, hij eet en drinkt wel, en nu zegt men: “Kijk toch eens, wat een veelvraat, wat een dronkaard, die vriend van tollenaars en zondaars.” En toch is de Wijsheid door heel haar optreden in het gelijk gesteld.’” (Mattheüs 11:19 NBV)

Wetende dat de apostelen ook begenadigd waren om te spreken mogen wij aanvaarden wat Paulus zegt:

“Aanvaard mensen met een zwak geloof zonder hun overtuiging te bestrijden. De een gelooft dat hij alles mag eten, maar iemand die een zwak geloof heeft eet alleen groenten. Wie alles eet mag niet neerzien op iemand die dat niet doet, en wie niet alles eet mag geen oordeel vellen over iemand die dat wel doet, want God heeft hem aanvaard. Wie bent u dat u een oordeel velt over de dienaar van een ander? Of hij wel of niet volhardt in het geloof gaat alleen zijn eigen meester aan-en hij zal volharden, want de Heer heeft de macht hem dat te laten doen. De een beschouwt bepaalde dagen als een feestdag, voor de ander zijn alle dagen gelijk. Laat iedereen zijn eigen overtuiging volgen. Wie een feestdag viert, doet dat om de Heer te eren; wie alles eet, doet dat om de Heer te eren, en hij dankt God voor zijn voedsel. Wie iets niet wil eten, laat het staan om de Heer te eren, en ook hij dankt God. Niemand van ons leeft voor zichzelf, en niemand van ons sterft voor zichzelf. Zolang wij leven, leven we voor de Heer; en wanneer wij sterven, sterven we voor de Heer. Dus of we nu leven of sterven, we zijn altijd van de Heer. Want Christus is gestorven en weer tot leven gekomen om te heersen over de doden en de levenden. Wie bent u dat u een oordeel velt over uw broeder of zuster? Wie bent u dat u neerziet op uw broeder of zuster? Wij zullen allen voor Gods rechterstoel komen te staan, want er staat geschreven: ‘Zo waar ik leef-zegt de Heer-, voor mij zal elke knie zich buigen, en elke tong zal God loven.’ Ieder van ons zal zich dus tegenover God moeten verantwoorden. Laten we elkaar daarom niet langer veroordelen, maar neem u voor, uw broeder en zuster geen aanstoot te geven en hun niet te ergeren. Omdat ik één ben met de Heer Jezus weet ik, en ben ik ervan overtuigd, dat niets op zichzelf onrein is, maar dat iets onrein is voor wie het als onrein beschouwt. Als u dus uw broeder of zuster kwetst door wat u eet, handelt u niet langer overeenkomstig de liefde. Laat hen voor wie Christus gestorven is niet verloren gaan door het voedsel dat u eet. Breng het goede dat God u schenkt geen schade toe, want het koninkrijk van God is geen zaak van eten en drinken, maar van gerechtigheid, vrede en vreugde door de heilige Geest. Wie Christus zo dient, doet wat God wil en wordt door de mensen gerespecteerd. Laten we daarom streven naar wat de vrede bevordert en naar wat opbouwend is voor elkaar. Breek het werk van God niet af omwille van wat u eet. Weliswaar is alle voedsel rein, maar het is verkeerd om iets te eten dat iemand aanstoot geeft. Vlees, wijn of iets anders waaraan uw broeder of zuster aanstoot neemt, kunt u beter laten staan. Uw overtuiging is een aangelegenheid tussen u en God. Gelukkig is wie zich niet schuldig voelt over zijn overtuiging, maar wie twijfelt of hij alles mag eten, is op het moment dat hij alles eet al veroordeeld. Want het komt niet voort uit geloof, en alles wat niet uit geloof voortkomt is zondig.” (Romeinen 14:1-23 NBV)

Leringen en gebruiken voor zwakken en sterken

Leringen of gebruiken die er reeds lang bestonden in Joodse gemeenschappen hoeven door christenen ook niet over genomen worden.

Onze geloofsgemeenschap mag opgebouwd zijn met verschillende mensen met een verschillend karakter. Sommigen zullen sterker zijn dan anderen, maar de zwakke moet ook door ons in het geloof in de gemeenschap opgenomen worden. Aan ons ligt het niet om hem bepaalde dingen op te dringen die niet specifiek omschreven worden om alsnog te doen. Wij moeten ermee instemmen dat God ons de vrijheid nu gegeven heeft om een ander gedacht te hebben over kleinere zaken zoals wat de een mag eten of niet. Niemand hoort een ander in de gemeenschap te minachten of iemand te veroordelen omdat hij zijn geloofsbeleving zus of zo wil doen indien dit niet tegen de wil van God in gaat. Want God heeft onder Christus ook de niet Joden aangenomen.

File:WLA jewishmuseum The Feast of the Rejoicing of the Law at the Synagogue.jpg
Vreugdefeest ter herinnering van de instelling van de Wet. – The Feast of the Rejoicing of the Law at the Synagogue in Leghorn, Italy, 1850 – Solomon Alexander Hart, British, 1806-1881

Zo is er nu ook geen een dag boven de andere meer gesteld, God houdt nu alle dagen voor gelijkwaardig. Dit houdt ook in dat de vroegere feesten voor nieuwe en oude maan, verschillende sabbatten en feesten als het loofhutten feest nu niet meer van toepassing zijn. Zij die ze willen vieren mogen dat gerust nog doen, maar mogen het niet opleggen aan anderen.  Ieder zij in eigen gemoed ten volle verzekerd. Zeer belangrijk is wel dat diegene die aan een dag bijzondere waarde hecht, dat ook doet tot eer van de Allerhoogste God, Hashem Elohim Jehovah.

De leer die wij volgen, onze houding naar elkaar en naar anderen (zwakken en sterken), al onze handelingen of zij nu voor mensen zijn of voor God dienen in die mate gedaan te worden dat zij een waardig beeld vormen van ons christen zijn en volledig tot eer van de Heer en de Heer van de Heer, of Here Here,  gedaan worden. Met onze daden horen wij een toonbeeld van genade te zijn en dankzegging tot  God te brengen. Zij die zich dan van sommige spijzen wensen te onthouden moeten dat dan ook doen tot eer van de Heer en ook God danken.

Als wij kiezen om bepaalde dingen al of niet aan te raken of te doen, moeten wij beseffen dat de keuze van onze levenswijze gestaafd moet zijn op de juiste dingen en met de juiste beweegredenen. Want niemand van ons leeft voor zichzelf en niemand sterft voor zichzelf. Immers, indien wij leven, is het dankzij de Wil van God dat wij het leven mogen bezitten. Dankzij de genadigheid van God leven wij en dankzij de liefde van Christus Jezus kunnen wij verder leven met een hoop op zelfs een eeuwig leven.

De keuze van het opvolgen van leerstellingen of het volgen van wetten hoort bepaald te worden door onze keuze voor God te leven. Gods Wetten horen de bovenhand te hebben op menselijke wetten of Staats Wetten.

Besnijdenis

In de oudheid was er eerst een gewone richtlijn voor de mensen door God gegeven. Daarna verkoos God dat er een teken zou zijn om Zijn Vol van de anderen te onderscheiden. Hiervoor verzocht de Allerhoogste om de jongens vroeg na de geboorte te besnijden. Het vlees van de voorhuid van de penis moest men laten besnijden als het teken van het Verbond tussen God en tussen Abraham, die als aartsvader van Gods Volk mocht optreden.

“Ook zei God tegen Abraham: ‘Jij moet je houden aan dit verbond met mij, evenals je nakomelingen, generatie na generatie. Dit is de verplichting die jullie op je moeten nemen: alle mannen en jongens moeten worden besneden. Jullie moeten je voorhuid laten verwijderen; dat zal het teken zijn van het verbond tussen mij en jullie. In elke generatie opnieuw moet iedereen van het mannelijk geslacht besneden worden wanneer hij acht dagen oud is. Dit geldt niet alleen voor wie tot je eigen volk behoort maar ook voor jullie slaven, of ze nu bij jullie geboren zijn of van vreemdelingen zijn gekocht; iedereen die bij jullie geboren is of door jullie is gekocht, moet worden besneden. Zo zal dit verbond met mij voorgoed zichtbaar zijn aan jullie lichaam.” (Genesis 17:9-13 NBV)

“Besnijd daarom uw hart en wees niet langer halsstarrig.” (Deuteronomium 10:16 NBV)

Zij die dus beweren dat alle ware christenen zich aan al de geboden van God moeten onderwerpen zullen dus, als zij man zijn, zelf besneden moeten zijn en niemand in huis of op het werk mogen aannemen die niet besneden is.

Volgens ons heeft God voor hen die Christus volgen echter ook Zijn ogen op hen gericht. Zij die bereid zijn om met het Joodse Volk samen te wonen en mee uit te kijken naar hen die Jeruzalem als hoofdstad van dat komende Koninkrijk verwachten, mogen ook als besneden van het hart aangenomen worden.

“Maar ze stellen één voorwaarde voordat ze bereid zijn om bij ons te wonen en één volk met ons te worden: al onze mannen en jongens moeten worden besneden, net als zij.” (Genesis 34:22 NBV)
“De HEER, uw God, zal uw hart besnijden en ook dat van uw nakomelingen, zodat u hem weer met hart en ziel zult liefhebben en in leven zult blijven.” (Deuteronomium 30:6 NBV)

In de  Hebreeuwse Geschriften is reeds opgetekend dat de ENE, Adonai, onze God het hart van mensen zal  “Besnijden “, in die mate dat hun hart en het hart van hun zaad zodanig Hashem Elohim zal liefhebben dat de ENE, Jehovah God, met heel hun hart en met heel hun ziel, omwille van hun leven zal bemind worden. Zij die niet vleselijk maar in het hart zijn besneden zullen ook kunnen opleven.

Jezus, als besnedene (Lukas 1:59) eiste van zijn volgelingen niet dat zij besneden waren of dat zij zich zouden laten besnijden. Nadat Jezus gestorven was hadden sommige apostelen en Judeërs er problemen mee dat de heidenen die zich wensten aan te sluiten bij hun gemeenschap, zich niet zouden laten besnijden. Volgens sommige eerste christenen moest dit namelijk volgens Joods gebruik gebeuren. (Wij herinneren de lezers aan dat zij zich niet als “christen” beschouwden maar zich nog steeds Jood achtten.)  Paulus en Barnabas waren het helemaal niet mee eens met de leden uit Judea en raakten met hen in een heftige discussie gewikkeld. zij liep zelfs zo hoog op dat zij niet tot een vergelijk geraakten en dat Paulus en Barnabas, met enkele anderen, naar de apostelen en leiders in Jeruzalem gestuurd werden om hun deze kwestie voor te leggen. De mannen reisden door Fenicië en Samaria en gingen onderweg bij verschillende christenen langs, die blij waren te horen dat ook niet-Joden tot bekering waren gekomen en in Jezus Christus geloofden. Uiteindelijk was dat voor hun een teken van het welslagen van hun prediking.

Opvallend in het relaas is dat het nog steeds Farizeeërs waren die het moeilijkst deden voor of over hen die tot het geloof waren gekomen.  Toen Paulus en Barnabas in Jeruzalem kwamen, werden zij door de christengemeente, de apostelen en de leiders, met open armen ontvangen maar botsten zij dadelijk op weerstand van die Farizeeërs die christen waren geworden maar vonden dat die mensen die christenen wilden zijn zich ook moesten laten besnijden en de wetten van Mozes houden! Om die reden kwamen de apostelen en leiders in een speciale vergadering bijeen om deze kwestie te bespreken. Na veel heen en weer gepraat stond Petrus op. “Mannen broeders,” zei hij, “u weet allemaal dat God mij uit uw midden heeft uitgekozen om het goede nieuws van Jezus Christus aan de andere volken bekend te maken, zodat ook zij in Hem kunnen geloven. God heeft dat bevestigd door hun, net als ons, de Heilige Geest te geven.” In het uitstorten van de Heilige Geest hadden de apostelen de moed gevonden om uit te gaan en te gaan verkondigen. Onverwachts konden zij met hun spreken tot anderstaligen doordringen en hen toch aanspreken en bekeren. Voor hen was er geen verschil tussen hen en de niet gelovigen die zij konden tot geloof brengen. De apostelen geloofden dat zij die in Jezus Christus geloven, ook al waren zij niet besneden en niet onder de Wet van Mozes geplaatst, toch een gezuiverd hart konden krijgen.

Tijdens het discours valt het ons op dat zij ook spreken over het juk dat zij vroeger hadden. Men kan indenken hoe de Joden in het verleden regelmatig beproefd werden door de omstaanders die zich niet aan de Joodse Wetten hielden en dan ook vrij veel meer konden doen dan zij als Joden konden doen. In hun overtuiging vroegen zij hun medebroeders waarom zij het beter wilden weten dan God, door deze nieuwe christenen een juk op de schouders te leggen dat voor hen en hun voorouders al te zwaar was. Zij geloofden immers op dezelfde wijze als die anderen gered te worden, door de genade van de Here Jezus! En toen zij dat aanhaalden hoe die genade van Jezus als belangrijkste element van de verlossing van zonden over hen hoorde te komen, werd het stil in de bijeenkomst, en spitsten de oren naar wat Paulus en Barnabas te zeggen hadden. God had door deze twee mannen geweldige dingen en grote wonderen onder de vreemde volken gedaan.

Als wij de Heilige Schrift mogen geloven als Woord van God, is het daarin gestelde hoe God voor het eerst mensen van een ander volk benaderde om hen tot Zijn volk te maken voor ons een belangrijk signaal om te weten wie tot het Ware Geloof en tot de Ware Gemeenschap of tot het Volk van God kan behoren. De in de Handelingen der apostelen geschreven woorden kloppen ook met wat de profeet Amos heeft geschreven. Vele Joden hadden moeilijkheden gehad om in de Wet van God te blijven. Velen ondervonden zeer veel moeilijkheden om volgens de Mozaïsche wet te leven. Meerderen waren het wachten op die Beloofde Verlosser of Messias grondig beu geworden en hadden het geloof verlaten of waren nonchalant geworden betreft de beleving van hun geloof. Het Jodendom kon vergeleken worden met een vervallen huis. Uit dat Huis van David was de Messias echter opgestaan, al zagen vele Joden het niet. Omdat zij zo blind bleven had God nu de poorten voor anders gelovigen open gedaan. Wij christenen geloven anders dan de Hebreeuwse Joden. Ook al mogen zij het Uitverkoren Volk van God blijven is er nu voor ons ook de hoop weg gelegd om mee met het Volk Israël het Koninkrijk van God binnen te treden.

File:Covenant of Abraham.JPG
Abrahamitisch Verbond en Besnijdenis – Foto Brit Milah

Voor de apostelen was het duidelijk dat de tijd was aangebroken voor de heropbouw van het huis van David. Op de plaats van de ruïne had God nu een nieuw gebouw neergezet zodat de rest van de mensheid de Allerhoogste Heer des Heren, Jehovah God Hem ook zou kunnen komen zoeken en vinden. Maar het zouden niet enkel Judeeërs zijn die tot God zouden komen. Alle vreemde volken eiste God voor Zichzelf op. Dit gebeurde trouwens omdat het door God ook zo al voorzien was van het begin der tijden. Jehovah, de Schepper had dit namelijk al vanaf het begin voorgenomen.

Zij die in Christus Jezus, de zoon van God willen geloven, ook al komen zij uit niet Joodse families kunnen nu toch zonder die Joodse eigenheden tot God komen. Om die reden nam Jakobus het woord om te kennen te geven dat zij de niet-Joden die God gehoorzamen, niet mochten lastigvallen met de wet van Mozes. Het enige wat zij hen schreven, was dat zij niets mochten eten van wat aan afgoden geofferd was; dat zij geen hoererij mochten plegen. Maar ook dat zij die christus willen volgen ook geen vlees mogen eten van dieren die door verstikking zijn gedood en dat zij geen bloed mogen eten, drinken of ontvangen in hun lichaam. Want sinds jaar en dag zijn er in alle steden mensen, die de wet van Mozes bekendmaken. Elke sabbat wordt de wet in de synagoge voorgelezen.

“Er kwamen enkele leerlingen uit Judea, die betoogden dat de broeders zich moesten laten besnijden, overeenkomstig het door Mozes overgeleverde gebruik, omdat ze anders niet konden worden gered. Dit leidde tot grote onenigheid met Paulus en Barnabas en mondde uit in een felle woordenstrijd. Besloten werd dat Paulus en Barnabas, samen met enkele andere leerlingen, naar Jeruzalem zouden gaan om deze kwestie voor te leggen aan de apostelen en de oudsten. Nadat de gemeente hun uitgeleide had gedaan, gingen ze op weg en trokken ze door Fenicië en Samaria. Daar verhaalden ze uitvoerig over de bekering van de heidenen, iets dat bij alle gelovigen grote vreugde wekte. Bij hun aankomst in Jeruzalem werden ze verwelkomd door de apostelen en de oudsten en door de rest van de gemeente. Ze brachten verslag uit van alles wat God door hen tot stand had gebracht. Enkele gelovigen die tot de partij van de Farizeeën behoorden, gaven echter te verstaan dat ook de niet-Joodse gelovigen dienden te worden besneden en opdracht moesten krijgen zich aan de wet van Mozes te houden. De apostelen en de oudsten kwamen bijeen om nader op deze zaak in te gaan. Toen het tot een hevige woordenstrijd kwam, stond Petrus op en zei: ‘Broeders, u weet dat God mij al in het begin uit uw midden heeft gekozen om de boodschap van het evangelie onder de heidenen te verspreiden en hen tot geloof te brengen. God, die weet wat er in de mensen omgaat, heeft blijk gegeven van zijn vertrouwen in de heidenen door hun de heilige Geest te schenken, zoals hij die ook aan ons geschonken heeft. Hij heeft geen enkel onderscheid gemaakt tussen ons en hen, want hij heeft hen door het geloof innerlijk gereinigd. Waarom wilt u God dan trotseren door op de schouders van deze leerlingen een juk te leggen dat onze voorouders noch wijzelf konden dragen? Nee, we geloven dat we alleen door de genade van de Heer Jezus gered kunnen worden, op dezelfde wijze als zij.’ Daarop zwegen alle aanwezigen, en men luisterde naar Barnabas en Paulus, die vertelden welke grote tekenen en wonderen God door hen onder de heidenen had verricht. Toen ze waren uitgesproken, nam Jakobus het woord. Hij zei: ‘Broeders, luister. Simeon heeft uiteengezet hoe God zelf het plan heeft opgevat om uit de heidenen een volk te vormen dat zijn naam vereert. Dat stemt overeen met de woorden van de profeten; er staat immers geschreven: “Dan keer ik terug op mijn schreden. Ik zal het vervallen huis van David herbouwen, uit het puin zal ik het weer opbouwen. Ik zal dit huis doen herrijzen, (17-18) zodat de mensen die overgebleven zijn de Heer zullen zoeken, evenals alle heidenen over wie mijn naam is uitgeroepen. Zo spreekt de Heer, die dit van oudsher heeft aangekondigd.” Daarom ben ik van mening dat we de heidenen die zich tot God bekeren geen al te zware lasten moeten opleggen, maar dat we hun moeten schrijven dat ze zich dienen te onthouden van wat door de afgodendienst bezoedeld is, van ontucht, van vlees waar nog bloed in zit en van het bloed zelf. In haast elke stad wordt de wet van Mozes immers al sinds mensenheugenis verkondigd en op iedere sabbat in de synagogen voorgelezen.’” (Handelingen 15:1-21 NBV)

Joden of zij die besneden zijn maar zich toch geroepen voelen om zich bij ons aan te sluiten, of om christen te worden, werd vroeger aangeraden de besnijdenis niet te laten verdwijnen. Dat geldt vandaag nog steeds. Maar eveneens geldt nog steeds dat als iemand als onbesnedene zich geroepen voelt om volgeling van Christus te worden, moet deze zich ook niet laten besnijden, zoals ook de heiden Titus, die bij de besneden Paulus was, niet genoodzaakt was zich te laten besnijden. Zelfs de zeer devote Jood Paulus verklaarde dat Christus niets de persoon zou baten indien hij zich liet besnijden. Paulus waarschuwde echter wel diegene die om zich aan te sluiten toch vond dat hij zich moest besnijden dat hij dan verplicht zou zijn de gehele wet te onderhouden.

 “Want die mannen die zich laten besnijden houden zelf de wet niet, maar willen dat gij besneden wordt; dan kunnen zij zich daarop beroemen.” (Galaten 6:13 LEI)
“Iemand die besneden was toen God hem riep, moet het niet ongedaan laten maken. Iemand die onbesneden was toen God hem riep, moet zich niet laten besnijden.” (1 Corinthiërs 7:18 NBV)
“Maar zelfs Titus, die mij vergezelde, werd niet gedwongen zich te laten besnijden, hoewel hij toch een Griek is.” (Galaten 2:3 NBV)
“Luister naar wat ik, Paulus, tegen u zeg: als u zich laat besnijden, zal Christus u niets baten. Ik verzeker u dat iedereen die zich laat besnijden verplicht is om de wet volledig na te leven.” (Galaten 5:2-3 NBV)
“Ze zijn voor de besnijdenis maar leven zelf niet volgens de wet; ze willen dat u zich laat besnijden om zich daarop te kunnen laten voorstaan.” (Galaten 6:13 NBV)

Oplegging van lasten en sterven

Indien de apostelen geen lasten op de bij hen aansluitende niet-Joden, ongelovigen of heidenen, oplegden, waarom zouden wij dat dan wel doen? Als wij van nature Jood zijn mogen wij ons gerust aan de Joodse Wetten houden en zal daar niemand bezwaar tegen hebben. Maar welk lef heeft bijvoorbeeld een niet-Jood van nature om het recht op te eisen dat zelfs de Joodse apostelen niet deden van hun medegelovigen?

Er zijn  nu geen rechtstreekse apostelen, talmidim of discipelen van Jezus meer, maar wij hebben wel hun neergeschreven bevindingen en leringen. Deze moeten wij dan ook in acht nemen en opvolgen als een onderdeel zijnde van de Heilige Schrift. Indien wij dat niet zouden doen nemen wij ook de canonieke geschriften in twijfel, dit terwijl een meerderheid van de christenen overeengekomen is dat de evangeliën zowel als de epistels of brieven van de apostelen samen deel uit maken van de Heilige Geschriften.

In die brieven en in de Handelingen der Apostelen wordt duidelijk gemaakt dat zij die Jezus willen volgen ook sterven voor de Heer. In al hetgeen wij doen en laten moet onze keuze bepaald zijn door het volgelingschap van Jezus Christus. Steeds moeten wij hem toebehoren. Van nature uit behoren wij reeds tot God, want elk schepsel, gelovig of niet gelovig behoort God toe. Maar niet iedereen behoort Christus toe.

Hiertoe is Christus gestorven en is hij terug tot leven gewekt, om over doden en levenden te heersen.

Wij moeten beseffen dat wij zeer hard moeten opletten met oordelen te vellen over onze broeders. Wij kunnen en mogen ze ook niet minachten omdat zij dit of dat niet doen. Steeds moeten wij bewust zijn dat God de harten kent en dat wij  allen toch zullen geplaatst worden voor Gods rechterstoel; want er staat geschreven: “Zowaar ik leef, zegt de Heer, voor Mij zal elke knie zich buigen en elke tong zal God belijden.” Dus zal ieder van ons uiteindelijk voor zichzelf rekenschap moeten geven aan God. Laten wij, als broeders en zusters, die samen de ledematen van het lichaam van Christus magen vormen, dus niet meer elkander beoordelen.

De apostelen waren tot de overtuiging gekomen dat niets op zichzelf onrein is. In eenheid met Christus moeten wij dat ook aannemen, met het besef dat datgene dat voor iemand onrein wordt beschouwd ook in de ogen van God voor die persoon als onrein beschouwd worden. Vreemd genoeg krijgen wij daarom dikwijls het verwijt dat er zo veel verschillen zijn en vrijheden in onze gemeenschap van broeders en zusters.  Maar zoals er in de eerste eeuw van onze gewone tijdrekening vele verschillen waren bij de volgelingen van Christus Jezus, zijn er deze ook nog vandaag bij ons. Indien wij allemaal in hetzelfde uniform zouden lopen, allemaal hetzelfde gekleed en het zelfde doende en zeggen, zou het maar een saaie bedoening zijn. Zoals het in Jezus tijd een gekleurde wereld was is het bij de Christadelphians ook nog steeds gekleurd, en ligt de eenheid en eenvormigheid in het allen samen eensgezind voor Jezus gaan. Daar ligt de sterkte van onze broederschap en de sterkte van het geloof, dat gegrondvest is in Jezus Christus.

Als medebroeders en zusters, de woorden van de apostelen aannemend, geloven wij dat Jezus het Nieuwe Verbond heeft bevestigd en de weg vrij gemaakt heeft, zodat wij niet meer aan al de vroegere Joodse Wetten moeten houden. Wij weten ons nu ook door Christus bevrijd en hoeven op dat vlak minder te vrezen om door onze spijs in het verderf gestort te worden.

Hierom doen wij een oproep aan al diegenen die zich christen willen noemen om volgens de leer van Christus te leven en hun goede zaak geen slechte naam te laten krijgen! Want Gods Koninkrijk bestaat niet in spijs en drank, maar in gerechtigheid en vrede en blijdschap door de Heilige Geest. Hij toch die hierin Christus dient is welgevallig aan God en geacht bij de mensen. Wij streven dus naar vrede en onderlinge opbouwing. Wij verzoeken het werk van God niet te bederven door zelf te gaan bepalen wat onrein zou zijn. In de Heilige Schrift zijn genoeg aanwijzingen gegeven om te weten te komen wat al of niet mag en kan. Laten wij er steeds op letten dat wij niet iets doen waar een ander aanstoot kan aan nemen, maar dat wij steeds een waardig voorbeeld in deze wereld van gelovigen en ongelovigen mogen zijn.

Zoals wij, christenen niet hoeven besneden te zijn om in de Jood Christus Jezus te zijn,  moeten wij ons als onbesnedenen ook niet volledig houden aan alle, grote en kleine, Joodse Wetten, maar enkel aan die voornaamste geboden van God die ons kenbaar zijn gemaakt door God en ook verduidelijkt zijn geworden door Jezus Christus de Messias, zoon van God en mensenzoon, uit de stam van David.

Ons houdend aan de Wet der Liefde, verenigd onder Christus, zullen wij moeten luisteren naar de Woorden van God en deze in goed beraad moeten opnemen, tot lering, onderricht en tot vermaning. Zonder aanstoot te nemen aan broeders of zusters, mogen wij elkaar wel in lijn met Jezus zijn gedachte, aanmoedigen en daar waar nodig is opmerkingen geven of berispen. Niet dat de ander zich zou aanpassen aan ons of aan regels die wij denken dat voor ons dan ook maar voor de ander toepasselijk moeten zijn. Ook al kunnen wij van een bepaald geloof zijn mogen wij dat niet aan een ander opdringen. Houd het geloof dat gij hebt voor u, laat alleen God het zien. Gelukkig wie zichzelf niet veroordeelt wanneer hij doet wat hij heeft uitgemaakt dat goed is; maar wie twijfelt terwijl hij eet is reeds veroordeeld, omdat hij niet krachtens geloof handelt; want al wat niet uit geloof voortkomt is zonde.(Romeinen 14:1-23)

“Dát is pas een waar woord! Wijs hen daarom streng terecht, zodat ze een heilzaam geloof krijgen, zich niet langer interesseren voor Joodse verzinsels en zich geen regels laten opleggen door mensen die zich van de waarheid hebben afgekeerd.” (Titus 1:13-14 NBV)

“U moet uzelf niet aanpassen aan deze wereld, maar veranderen door uw gezindheid te vernieuwen, om zo te ontdekken wat God van u wil en wat goed, volmaakt en hem welgevallig is.” (Romeinen 12:2 NBV)

“Wees als gehoorzame kinderen en geef niet opnieuw toe aan de begeerten waardoor u vroeger, toen u nog onwetend was, werd beheerst, maar leid een leven dat in alle opzichten heilig is, zoals hij die u geroepen heeft heilig is. Er staat immers geschreven: ‘Wees heilig, want ik ben heilig.’” (1 Petrus 1:14-16 NBV)
“dat u uw vroegere levenswandel moet opgeven en de oude mens, die te gronde gaat aan bedrieglijke begeerten, moet afleggen, dat uw geest en uw denken voortdurend vernieuwd moeten worden en dat u de nieuwe mens moet aantrekken, die naar Gods wil geschapen is in waarachtige rechtvaardigheid en heiligheid.” (Efeziërs 4:22-24 NBV)
“Bedrieg elkaar niet, nu u de oude mens en zijn leefwijze afgelegd hebt en de nieuwe mens hebt aangetrokken, die steeds vernieuwd wordt naar het beeld van zijn schepper en zo tot inzicht komt.” (Colossenzen 3:9-10 NBV)

“Ten slotte, broeders en zusters, schenk aandacht aan alles wat waar is, alles wat edel is, alles wat rechtvaardig is, alles wat zuiver is, alles wat lieflijk is, alles wat eervol is, kortom, aan alles wat deugdzaam is en lof verdient.” (Filippenzen 4:8 NBV)

+

Lees ook:

  1. Bijbelonderzoek Inleiding Navolgers van Christus
  2. Eén met Christus, verschillend met of van elkaar
  3. Eén met Christus, één met elkaar
  4. Vrijwilligheid van het Christen zijn
  5. Belangrijkheid van de Heilige Schrift
  6. De Bijbel als Gids
  7. Het belang van het lezen van de Schrift
  8. Vele kerken
  9. Vrijheid in Christus onder de Wet
  10. Niet gebonden door labels maar vrij in Christus
  11. Ware Geloof en Ware Geloofsgemeenschap
  12. Niet allen zullen het Koninkrijk beërven
  13. De Wet van de Liefde, basis van alle instructies
  14. Verenigd door Christus
  15. Gericht op Jezus
  16. Christus kennen is zin geven aan het leven
  17. Jezus volgen
  18. Gericht op God
  19. Het begin van Jezus #6 Beloften van innerlijke zegeningen
  20. Het begin van Jezus #7 Een Nieuwe Adam, zoon van Abraham
  21. Het begin van Jezus #8 Beloofde Gezalfde zoon van God
  22. Dienaar van zijn Vader
  23. Zalving van Christus als profetische repetitie van de begrafenisrituelen
  24. Fragiliteit verminderbaar
  25. Fragiliteit en actie #8 Eerste Wetsvoorziening
  26. Fragiliteit en actie #14 Plagen van God
  27. Eerste Eeuw van het Christendom
  28. 16° Eeuwse Broeders in Christus
  29. Samen komen in huizen
  30. Het grote ideaal van deze tijd
  31. Filippenzen 1 – 2
  32. Een Groots Geschenk om te herinneren
  33. De Dag is nabij #3 Niet laten verrassen
  34. De Dag is nabij #5 Terugkijken naar verleden
  35. Een Naam voor een God #9 Vals geloof gevoed door vrees
  36. Toebehoren
  37. Verlossing voor Gods volk
  38. Christen worden iets anders dan lid worden van een kerk.
  39. Zuivering voor allen
  40. Redenen waarom zij niet kunnen doen wat zij willen
  41. De Bijbel onze Gids #3 de Toekomst van de Rechtvaardigen #1

+

Aansluitend omtrent de beleving van het geloof:

  1. Focussen op Christus
  2. Halfslachtig leerlingschap
  3. Hoe ons te gedragen
  4. Bloed ontvangen of niet
  5. Eet een Christen varkensvlees?
  6. Slag om waardigheid in zuivere natuur
  7. De gedachte aan het verliezen ontsteekt de vreugde van het hebben
  8. Niet houden van dat soort Christenen
  9. Hoe omgaan met huidige moeilijkheden
  10. Een Niet-christelijke christelijke bediening
  11. Heeft het Christendom zich neergelegd bij de wereld
  12. Studiedag: Gods indringende boodschap #3 Met Christus gestorven en opgewekt

++

In het Engels:

  1. Not all will inherit the Kingdom
  2. To know Christ is filling life with meaning
  3. It’s hard to be like Christ
  4. Reasons why they cannot do what they want to
  5. Rebirth and belonging to a church
  6. How us to behave
  7. Nothing noble in the flesh left to itself
  8. To belong to = toebehoren


50 thoughts on “Joodse Wetten en Wetten voor Christenen

  1. Van een Christadelphian broeder kregen wij ook onderstaande gedachte:

    “Laat dan niemand jullie blijven oordelen inzake eten en drinken of op het stuk van een feestdag, nieuwe maan of sabbat, die een schaduw zijn van de toekomende dingen, terwijl de werkelijkheid van Christus is”.

    Shaul richt zich in zijn Colossenzen-brief tot de heilige en gelovige broeders in Christus: de Yashua-Joden en de niet-Joden van Yashua.

    Shaul stelt hier n.m.m. dat het eten en drinken volgens voorschriften in de Tora en het vieren van feestdagen, nieuwe maan en sabbat goede dingen zijn, waarover buitenstaanders niet behoren te oordelen.
    Tegelijkertijd wijst Shaul erop, dat de feesten in het duizendjarig rijk van Yashua HaMashiach vele malen indrukwekkender en uitbundiger zullen zijn.
    De huidige feesten zijn daar een schaduw van.
    En wel omdat nu eenmaal in waarheid en werkelijkheid Yashua HaMashiach zal gaan regeren op aarde vanuit Yerushalayim voor een periode van duizend jaar.
    Daarna komt Zijn Vader naar de aarde en dan wordt het helemaal feest !

    Shaul verwijt de jong-gelovigen, dat ze zich naast de voorschriften in de Tora inz. eten en drinken, nieuwe maan, feestdagen en sabbat, nog heel veel andere geboden hebben laten opleggen: eigendunkelijke godsdienst.

    Hij wijst de jong-gelovigen erop, dat ze zich op Yashua HaMashiach dienen te concentreren, die zit aan de rechterhand van de Levende God van Israel. Dat is Waarheid, Werkelijkheid !

    De Waarheid, Werkelijkheid is de geestelijke wereld, met in het centrum YAHUA, de Levende God van Israel. Aan zijn rechterhand zit Yashua.
    Vanuit die geestelijke wereld is de natuurlijke wereld gemaakt.

    Vandaar dat Shaul stelt, dat de geestelijke wereld de Werkelijkheid is, met daarin de Christus, die door Vader in de hoogste zin wordt geliefd.

    Gal. 3:24 “De Tora is dus een tuchtmeester voor ons geweest tot Christus, …”

    Shaul richt zich in zijn Galaten-brief tot de gemeenten in Galatië.

    Als Shaul spreekt over : “De Tora is dus een tuchtmeester voor ons geweest” richt hij zich tot de Yashua-Joden, waaraan hij de zin en betekenis
    van de Tora heeft uitgelegd in 3:19.

    Tuchtmeester lijkt mij hier te betekenen: een dwingend optredende leermeester.

    Ná tot geloof gekomen te zijn, hebben wij, niet-Joden, de Tora lief gekregen en is de Tora niet een dwingend optredende leermeester, die wij, niet-Joden trouwens voorheen niet hebben gekend.
    Tora is een agoog voor volwassenen en een pedagoog voor jongeren.

    Kerkmensen komen vaak in een spagaat. Lezen de teksten, die voor Yashua-Joden zijn bestemd, als teksten, die ze op zichzelf van toepassing verklaren. Maar kerkmensen zijn géén Yashua-Joden. Kerkmensen zijn en blijven toegevoegden, aanhangsels, onbesnedenen. Staan op een andere plaats dan Yashua-Joden.

    In zijn brief aan de heiligen en gelovigen in Christus Jezus te Efeze, stelt Shaul nadrukkelijk in 1:11, dat de Yashua-Joden het erfdeel hebben ontvangen, waartoe zij tevoren bestemd waren: wij (Yashua-Joden) die reeds tevoren onze hoop op Christus hadden gebouwd.

    Dan richt Shaul zich tot de niet-Joden en zegt in 1:13 “In Hem zijn ook jullie, nadat jullie het woord der waarheid, het evangelie van jullie behoudenis (tegen de toorn van God) hebben gehoord. In Hem zijn jullie, toen jullie gelovig werden, ook verzegeld met de Heilige Geest van de belofte, die een onderpand is van onze (Yashua-Joden) erfenis, tot verlossing van het volk, dat Hij (God) Zich verworven heeft, tot lof van Zijn Heerlijkheid.

    De twee zijn dan wel één gemaakt, maar zonder vermenging. De twee hebben beiden toegang tot Vader in één Geest.

    Zo zijn jullie (gelovige niet-Joden) dan géén vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers van de Yashua-Joden en huisgenoten van God.

    Yashua-Joden en medeburgers zijn de huisgenoten van God. De medeburgers staan op een andere plaats dan de Yashua-Joden.

    Even slikken voor de kerkmensen.

    Met hartelijke groet,
    Shalom,

    Hans

    Like

  2. De 10 geboden gaven een richtlijn in de oudheid. Zij maakten deel uit van het Abrahamitisch Verbond dat met het zoenoffer van Jezus afgesloten werd en vervangen met het Nieuwe Verbond. Ook al was het niet zo omschreven en duidelijk uitgelijnd als de Tien Geboden waren er Twee Geboden die veel geboden omhelsden.

    Het eerste en oppergebod was God boven al te beminnen. Het Tweede uzelf als een ander te beminnen, waarbij de taak kwam om zorg te dragen voor u zelf maar ook voor de ander wiens liefde je moest schenken zoals jij zelf graag zou liefgehad worden.

    Sommigen denken dat stelen en bedriegen uit de Wetten van God vallen voor diegenen die het Nieuwe Wetsverbond aanvaarden en het Oude verwerpen als afgedaan. Maar dat is onterecht. De wetten omtrent het liegen en bedriegen vallen onder wat wij de ‘Gouden Wet’ of ‘Gulden Regel‘ van Christus kunnen noemen. Veel evangelisten hebben het over de Agapè Wet. Die Wet van de allesomvattende liefde laat alles buiten de wet wat een ander zou schade toe brengen. Volgens mij is het daarom een zo belangrijke en veel omvattende wet, waar geen enkel volgeling van Christus, een Christen, buiten kan.

    Hiervoor kan u best ook kijken naar de artikelen die ik al gewijd heb aan het Christen zijn en die verdere wetten opleggen dan die in Handelingen vermeld:

    “Al wat gij dus wilt, dat de mensen u doen, doet het ook hun; want dat is de Wet en de Profeten.” (Mattheüs 7:12 CANIS)
    Hetgene wat wij niet willen dat ons over komt mogen wij dus ook niet aan anderen over brengen.

    “Hij antwoordde: Gij zult den Heer uw God beminnen met heel uw hart, met heel uw ziel, met heel uw kracht, en met heel uw verstand: en uw naaste als uzelf.” (Lukas 10:27 CANIS)
    “37 Jesus zei hem: “Gij zult den Heer uw God beminnen met heel uw hart, met heel uw ziel en heel uw verstand.” 38 Dit is het grootste en eerste gebod. 39 En het tweede daaraan gelijk: “Gij zult uw naaste beminnen als uzelf.” 40 Aan deze twee geboden hangt heel de Wet en de Profeten.” (Mattheüs 22:37-40 CANIS)
    In de eerste plaats moeten wij dus God blijven beminnen (eerste gebod van God), maar daarnaast moeten wij ons zelf ook beminnen en zij die rondom ons zijn (onze naaste) moeten wij op dezelfde mate beminnen als onszelf. Een duidelijk liefdesgebod dat die dingen uitsluit die schade zouden toe brengen aan ons zelf maar ook aan een ander.

    “9 bedriegt elkander niet. Want gij hebt den ouden mens afgelegd met zijn praktijken, 10 en aangetrokken den nieuwen mens, die tot beter inzicht vernieuwd is naar het beeld van zijn Schepper.” (Colossenzen 3:9-10 CANIS)
    Bedriegen van een ander wordt dus duidelijk als een verbod naar voor gebracht. Het is namelijk iets dat indruist tegen het liefdesgebod dat Jezus heeft gegeven. Want indien je van iemand houdt ben je eerlijk naar die persoon en ga je die zeker neit bedriegen.

    “Hij zal twisten noch roepen, En niemand zal zijn stem op de straten horen.” (Mattheüs 12:19 CANIS)
    “We moeten dus streven naar wat de vrede en de wederkerige stichting bevordert.” (Romeinen 14:19 CANIS)
    De stem verheffen naar een ander is weer zo een verbod dat wordt gegeven, of een negatief gebod, omdat dit ook weer indruist tegen het liefdesgebod. Want indien je van iemand houdt ga je lief zijn tegen die persoon en ga je hem of haar met zachte stem benaderen. Je gaat niet roepen en schreeuwen tegen iemand die je graag ziet, zelfs niet om een vermaning te geven, want dat ga je dan begripsvol en mededogend doen.

    “Toen sprak Hij tot hen: Past op, en wacht u voor allerlei hebzucht; want ook al heeft iemand overvloed, zijn leven is door zijn bezit niet verzekerd.” (Lukas 12:15 CANIS)
    Indien men egoïstisch is getuigt dat van meer eigen liefde dan liefde voor een ander. Indien men ook een groter verlangen heeft om meer te bezitten dan een ander getuigd het over intolerantie naar de ander toe en laat het te kennen dat je de ander iets bepaald niet gunt, terwijl indien je iemand liefhebt die persoon eerder meer dingen zou willen geven dan je eigenlijk hebt.

    “Hieraan zullen allen erkennen, dat gij mijn leerlingen zijt, wanneer gij elkander liefhebt.” (Johannes 13:35 CANIS)
    Duidelijk geeft Jezus aan dat de volgeling van christus zich op bepaalde wijze zal onderscheiden van een gewone goede mens, een goed doende heiden, of een liefhebbende niet gelovige.

    “Zo iemand zegt: “Ik heb God lief,” maar toch zijn broeder haat, hij is een leugenaar; wie immers zijn broeder, dien hij gezien heeft, niet bemint, kan God niet beminnen, dien hij niet heeft gezien.” (1 Johannes 4:20 CANIS)
    Hier kan men duidelijk aan zien hoe de houding die een christen moet aan nemen belangrijk is om voor God goedgekeurd te worden, want leugenaars en huichelaars vallen buiten de mogelijkheid om toe te treden in het Koninkrijk van God. Dit houdt dus in dat wij als gelovigen bewust moeten zijn van de belangrijkheid van de Liefde Wet of Agapè Wet, want deze Gulden Regel die Christus Jezus heeft gegeven houdt nog veel meer in dan de korte opsomming van de Tien Geboden.

    “leeft zoveel mogelijk in vrede met iedereen, zover het althans van u afhangt.” (Romeinen 12:18 CANIS)
    God is bewust dat vrede niet enkel van Zijn getrouwen af hangt en dat de mens zelf dikwijls slachtoffer wordt van een toestand uitgelokt door anderen. Maar Christenen zelf mogen nooit de oorzaak van de moeilijkheden zijn. Hier kunnen wij een gebod zien dat velen over het hoofd zien, en waar volgens mij meerdere Christenen ook verkeerd over denken. Er zijn er die namelijk vinden dat wij volledig afzijdig van de wereld moeten zijn en ons niet aan politiek mogen bezondigen. Maar indien wij op bepaalde wereldse gebeurtenissen niet reageren kunnen wij onrecht in de wereld laten voortbestaan, wat regelrecht tegen de wens van God is. Dus mogen of moeten wij zelfs reageren tegen het onrecht in de wereld. Wij zijn verantwoording verschuldigd voor de zwakkeren in de maatschappij. De liefde voor de medemens en voor de dieren en planten rondom ons is belangrijk om veruiterlijkt de worden door de juiste houding aan te nemen tegenover diegenen die onrecht brengen aan die medebewoners van deze planeet. Een vredevol leven kan enkel gegarandeerd worden indien de verhoudingen tussen al de levenspartners in goede verhouding wordt gehouden. Daar ligt ook één van onze taken, als volgelingen van Christus Jezus.

    “Blijft niemand iets schuldig dan wederkerige liefde. Want hij die zijn naaste bemint, heeft de Wet vervuld.” (Romeinen 13:8 CANIS)
    Wij horen er zorg voor te dragen dat anderen geen onrecht wordt aangedaan, maar dat wij daar zeker niet hebben aan mee geholpen. Dus moeten wij er voor zorgen dat wij in de natuur niets hebben uitgebuit of volgende generaties geen last hebben opgelegd door zaken die wij in het verleden hebben gedaan of dingen die wij gebruikt hebben. De liefde die wij naar de medebewoners van de door God geschapen wereld moeten geven is niet enkel naar hen die nu leven maar ook naar hen die nog moeten komen na ons. Wij mogen bij niemand in de schuld staan. Maar één ding blijven we elkaar schuldig en dat is de liefde. Wie zijn medemens liefheeft, voldoet daarmee aan de wetten van God. Daarom moeten wij de koe bij de horens nemen en niet wachten tot morgen of tot het te laat is. God en Christus leggen aldus het gebod op om goed te doen naar alle schepselen in het universum en onze hebzucht en egoïsme opzij te leggen. Wel is het zo dat wij nog een bijzondere inspanning moeten leveren naar hen die van het zelfde geloof zijn als wij. Voor hen moeten wij ons nog meer inspannen.

    “Welnu dan, zolang we nog tijd hebben, laat ons wèl doen aan allen, maar het meest aan de huisgenoten des geloofs.” (Galaten 6:10 CANIS)

    Jezus heeft on ook enkele nieuwe geboden opgelegd: namelijk ons te verdiepen in het Woord van God en werkelijk alles grondig te onderzoeken zodat wij nieuw licht, of nieuwe kennis kunnen opdoen.

    “33 Niemand steekt een lamp aan, om ze in de kelder of onder de korenmaat te zetten, maar op de kandelaar; opdat wie binnenkomt, het licht kan zien. 34 Uw oog is de lamp van het lichaam. Als uw oog goed is, dan is heel uw lichaam verlicht; maar deugt het niet, dan is ook uw lichaam in het duister. 35 Zorgt er dus voor, dat het licht in u geen duisternis wordt. 36 Wanneer dus heel uw lichaam verlicht is, zonder een enkel duister deel, hoe zal het geheel dan verlicht zijn, als de lamp u nog met haar stralen verlicht.” (Lukas 11:33-36 CANIS)

    Door goed de Bijbel, het Woord van God te onderzoeken, zullen wij beter inzicht in de verlangens van God krijgen en zullen wij ook kunnen inzien dat die 10 Geboden maar een sumiere Wetsnotitie was die in die tijd het Volk in goede banen moest leiden. Nu zijn wij in heen nieuwe tijd aangekomen, namelijk de tijd van het Nieuwe Verbond en gaan wij naar de Tijd van het Einde der Tijden, waar wij ons helemaal zullen moeten voorbereiden om klaar te staan voor God en om bekwaam te zijn om weerbaar te zijn voor de tegenstanders van God. Door de leer van Christus Jezus helemaal ter harte te nemen, zijn voorbeeld van godvruchtige geest volgend, zullen wij in de mogelijkheid komen om te leren de Wet te volbrengen om zo gerechtvaardigd te kunnen worden. Dit zal moeten gebeuren door een beteugelende motivatie waarbij wij Jehovah vrezen, zijn geboden onderhouden, dienen, liefhebben met het gehele hart en heerlijkheid geven.

    “Jahweh, uw God, moet ge vrezen, Hem moet ge dienen, bij zijn Naam \@alleen\@ moogt ge zweren.” (Deuteronomium 6:13 CANIS)
    “Alles wel overwogen, is dit de conclusie: Vrees God en onderhoud zijn geboden; Want dat is eerst de hele mens.” (Prediker 12:13 CANIS)
    “6 Toen zag ik een anderen engel, vliegend hoog tegen de lucht. Hij moest een eeuwig Evangelie verkondigen aan hen, die de aarde bewonen, aan alle naties en stammen, talen en volken. 7 En hij riep met machtige stem: Vreest God! Geeft Hem ere! Want gekomen is het uur van zijn oordeel. Aanbidt Hem, die hemel en aarde gemaakt heeft, De zee en de waterbronnen.” (Openbaring 14:6-7 CANIS)
    “37 Jesus zei hem: “Gij zult den Heer uw God beminnen met heel uw hart, met heel uw ziel en heel uw verstand.” 38 Dit is het grootste en eerste gebod.” (Mattheüs 22:37-38 CANIS)
    “En ofschoon Hij in de dagen van zijn Vlees, onder luid geroep en tranen, gebeden en smekingen heeft opgestierd tot Hem, die Hem van de dood kon redden; ofschoon Hij verhoord werd terwille van zijn godvrezendheid;” (Hebreeën 5:7 CANIS)

    “Hij ging nog een weinig verder, viel biddend op zijn aangezicht neer, en sprak: Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat deze kelk Mij voorbijgaan; maar niet zoals Ik wil, maar zoals Gij het wilt.” (Mattheüs 26:39 CANIS)
    “(34-12) Komt nu, kinderen, en luistert naar mij! Ik leer u, hoe men Jahweh moet vrezen,” (Psalmen 34:11 CANIS)
    “Niemand heeft ooit God gezien; God zelf, de eengeboren Zoon, Die in de schoot des Vaders is, Heeft Hem verkondigd.” (Johannes 1:18 CANIS)

    Een ander nieuw gebod was Jezus naam uit te dragen en het Goede Nieuws van het Komende Koninkrijk van God te gaan verkondigen. Als Christenen moeten wij dat gebod tot getuigenis ook opvolgen en zouden wij allen moeten Getuigen voor die ene ware God, Jehovah, zoals Jezus ook voor Jehovah getuigd heeft en de apostelen getuigenis over Jezus de Nazareen, die voor ons gestorven is, getuigenis hebben afgelegd. Want problematisch is dat eerst over de gehele wereld getuigenis zal moeten afgelegd worden vooraleer God het Einde der Tijden zal laten komen. dus hoe vlugger er meer verkondigers over de gehele wereld zullen zijn, hoe vlugger de mensen meer getuigenissen zullen hebben kunnen horen en de kans zullen gekregen hebben om de liefde van God en de liefde van Zijn volgers waargenomen te hebben.

    “Maar wanneer de Heilige Geest over u komt, zult ge kracht ontvangen, en mijn getuigen zijn in Jerusalem, in heel Judea en Samaria, en tot aan het einde der aarde.” (Handelingen 1:8 CANIS)
    “14 En hij is hier met een volmacht van de opperpriesters, om allen, die uw Naam aanroepen, in boeien te slaan. 15 Maar de Heer sprak tot hem: Ga. Want die man is Mij een uitverkoren werktuig, om mijn Naam te verkondigen voor volkeren en vorsten, en Israëls zonen;” (Handelingen 9:14-15 CANIS)
    “21 Allen die het hoorden, stonden verbaasd, en zeiden: Is dat niet de man, die te Jerusalem allen trachtte uit te roeien, die deze Naam aanroepen; en is hij niet hierheen gekomen, om ze in boeien voor de opperpriesters te slepen? 22 Maar Saul trad steeds krachtiger op, en bracht de Joden, die te Damascus woonden, van hun stuk, door te bewijzen: Hij is de Christus” (Handelingen 9:21-22 CANIS)
    “En wij, wij zijn getuigen van alles wat Hij gedaan heeft in het land van de Joden en in Jerusalem. Hem hebben ze aan het kruis geslagen, en gedood;” (Handelingen 10:39 CANIS)
    “Maar Hij sprak tot mij: “Ga heen; want Ik zal u zenden ver weg naar de heidenen”.” (Handelingen 22:21 CANIS)

    “Maar mijn getuigen, zegt Jahweh, zijt gij, Mijn dienaars, die Ik heb uitverkoren; Opdat zij erkennen, in Mij geloven, En goed begrijpen, dat Ik het ben: Dat vóór Mij geen god heeft bestaan, En ná Mij geen ander zal zijn!” (Jesaja 43:10 CANIS)
    “Neen, loochent het niet, Misleidt u niet! Heb Ik ze niet tevoren verkondigd, En ze u laten horen! Gij zijt mijn getuigen: Is er een god buiten Mij, Een rots soms, die Ik niet ken?” (Jesaja 44:8 CANIS)

    “en van Jesus Christus, den waarachtigen Getuige, den Eerstgeborene der doden en den Opperste van de koningen der aarde. Aan Hem, die ons bemint, die ons door zijn Bloed van de zonde verlost heeft,” (Openbaring 1:5 CANIS)
    “Doch eerst zal dit Evangelie van het rijk over heel de wereld worden verkondigd tot een getuigenis voor alle volkeren; dan zal het einde komen.” (Mattheüs 24:14 CANIS)
    “Pilatus zei Hem: Gij zijt dan toch koning? Jesus antwoordde: Gij zegt het; Ik ben koning. Ik ben geboren en in de wereld gekomen, juist om te getuigen voor de waarheid. Alwie uit de waarheid is, luistert naar mijn stem.” (Johannes 18:37 CANIS)
    “Schaam u dus niet voor de belijdenis van onzen Heer, noch over mij, zijn geboeide; maar neem uw aandeel in het lijden voor het Evangelie door de kracht van God,” (2 Timotheüs 1:8 CANIS)
    “Nu ontstak de Draak in woede tegen de Vrouw; hij trok af, om strijd te voeren tegen de rest van haar zaad, tegen hen, die de geboden van God onderhouden, en de getuigenis van Jesus bezitten.” (Openbaring 12:17 CANIS)

    Enkel door de eerstgeborene van de nieuwe schepping, Jezus als zoenoffer te aanvaarden en verder te volharden, niet bang zijnde of schrikkend van geweld dat over ons kan komen, in onze ijver om God te leren kennen, Hem te beminnen, en ons door Hem te laten trekken, zullen wij God kunnen naderen en onze ‘ziel verwerven’, indien wij de mensen niet meer zullen liefhebben dan God, om niet uitgesloten te worden uit vrees.

    “En wanneer gij hoort van oorlogen en omwentelingen, schrikt er niet van; want eerst moet dit alles gebeuren, en ook dan nog komt het einde niet dadelijk.” (Lukas 21:9 CANIS)
    “42 Toch geloofden zelfs velen van de oversten in Hem, maar uit vrees voor de farizeën kwamen ze er niet voor uit, om niet uit de synagoge te worden gebannen. 43 Want ze waren meer gehecht aan de eer van de mensen, dan aan de eer, die van God komt.” (Johannes 12:42-43 CANIS)
    “Maar niemand sprak publiek over Hem, uit vrees voor de Joden.” (Johannes 7:13 CANIS)
    “Zo spraken zijn ouders uit vrees voor de Joden; want reeds waren de Joden overeengekomen, om iedereen uit de synagoge te bannen, die Hem als den Christus beleed.” (Johannes 9:22 CANIS)
    “10 ¶ \@Heet dit\@ nu soms mensen gunstig stemmen, of God; zoek ik soms nu nog aan mensen te behagen? Zo ik nu nog aan mensen tracht te behagen, dan zou ik geen dienaar van Christus zijn. 11 Ik verzeker u toch, broeders, dat het Evangelie, door mij verkondigd, niet van menselijke oorsprong is; 12 want ik heb het niet van een mens ontvangen of aangeleerd, maar door een openbaring van Jesus Christus.” (Galaten 1:10-12 CANIS)

    “Niemand kan tot Mij komen, zo de Vader, die Mij zond, hem niet trekt; en Ik zal hem op de jongste dag doen verrijzen.” (Johannes 6:44 CANIS)
    “Treedt nader tot God, en Hij zal naderen tot u! Zondaars, reinigt uw handen; dubbelhartigen, zuivert uw harten!” (Jakobus 4:8 CANIS)

    “13 Want niet zij, die de Wet horen, zijn rechtvaardig voor God; maar zij, die de Wet volbrengen, zullen gerechtvaardigd worden. 14 Welnu, wanneer de heidenen, die de Wet niet bezitten, natuurlijkerwijze de voorschriften der Wet onderhouden, dan zijn ze zonder de Wet zichzelf tot wet. 15 Ze tonen dan, dat de voorschriften der Wet in hun hart staan geschreven, en hun geweten legt dezelfde getuigenis af; zo ook hun gedachten, die beurtelings hen zullen aanklagen of vrijpleiten 16 op de Dag, dat God de verborgen daden der mensen door Christus Jesus zal oordelen, naar mijn Evangelie” (Romeinen 2:13-16 CANIS)

    Like

    1. “15 Door middel van zijn vlees heeft hij de vijandschap, de uit verordeningen bestaande Wet der geboden, tenietgedaan, opdat hij de twee volken in eendracht met zichzelf tot één nieuwe mens zou kunnen scheppen en vrede zou kunnen maken, 16 en opdat hij door middel van de martelpaal beide volken in één lichaam volledig met God zou kunnen verzoenen, omdat hij door bemiddeling van zichzelf de vijandschap had gedood. 17 En hij is gekomen en heeft het goede nieuws van vrede bekendgemaakt aan U die veraf waart, en vrede aan hen die dichtbij waren, 18 want door bemiddeling van hem hebben wij, beide volken, door één geest de toegang tot de Vader.” (Efeziërs 2:15-18 )

      Like

      1. 11 Toen Christus echter kwam als hogepriester van de goede dingen die geschied zijn, en wel door de grotere en volmaaktere tent, die niet met handen is gemaakt, dat wil zeggen niet van deze schepping, 12 is hij, neen, niet met het bloed van bokken en van jonge stieren, maar met zijn eigen bloed, eens voor altijd de heilige plaats binnengegaan en heeft een eeuwige bevrijding [voor ons] verworven. (Hebreeën 9:11-12)

        Like

Geef een reactie - Give a reaction

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.