Slaaf voor mens en God

Uitreksels uit het Boek van Mattheus

in de Peshita vertaling van 2009 door E.Nierop


Mattheus

6: 24

24 Geen mens kan twee heren dienen. Of men zal de één haten en de ander liefhebben, of de één eren en de ander minachten. Je kan niet [zowel] Alaha als het geld dienen.

12: 9-21:


9 Toen Yeshu’ van daar was vertrokken, kwam hij in hun synagoge.

10 Er was daar een man die een verdorde hand had. En ze vroegen hem en zeiden: “Is het toegestaan om op de shabta te genezen?” Zo konden ze hem beschuldigen.

11 Daarop zei hij tegen hen: “Is er iemand onder u die een schaap heeft, dat als het op de shabta in een put valt, het niet zou grijpen en eruit tillen?

12 Hoeveel meer is een mens waard dan een schaap? Daarom is het toegestaan op de shabta te doen wat juist is.”

13 Toen zei hij tegen de man: “Strek uw hand uit!” En hij strekte zijn hand uit en het werd hersteld, zoals de ander.

14 En de separatisten gingen weg om te overleggen hoe ze van hem af konden komen.

15 Maar Yeshu’ kwam het te weten en trok zich van daar terug. En vele menigten volgden hem en hij genas hen allen.

16 En hij maande hen hem niet te openbaren,

17 zodat vervuld zou worden wat door de profeet Esha’ya was gesproken die zei:

18 Zie, mijn bediende in wie ik vreugde vind,
mijn geliefde naar wie mijn ziel heeft verlangd!
Ik zal mijn geest in hem leggen
en hij zal rechtvaardigheid aan de natiën verkondigen.

19 Hij zal niet redetwisten of luid roepen,
niemand zal zijn stem op het plein horen.

20 Een gekneusd riet zal hij niet breken,
een flakkerende lamp zal hij niet smoren,
tot hij het recht zal laten zegevieren,

21 en in zijn naam zullen de natiën hoop vinden.”

25 Maar Yeshu’ kende hun gedachten en zei tegen hen: “Elk koninkrijk dat tegen zichzelf is verdeeld, zal verwoest raken. Elk huisgezin en elke stad die tegen zichzelf is verdeeld zal niet stand houden.

16: 24-27:

24 Toen zei Yeshu’ tegen zijn leerlingen: “Wie me wil volgen, moet zichzelf ontkennen, zijn kruis opnemen en mij volgen!

25 Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen, maar wie zijn leven voor mij zal verliezen, zal het vinden.

26 Want wat voor nut heeft het voor een mens om de hele wereld te winnen, maar zijn ziel te verliezen? Of wat zal iemand in ruil voor de ziel geven?

27 Want de Barnasha zal komen in de glorie van zijn Vader met zijn heilige engelen. Daarna zal hij elk mens naar zijn daden vergoeden.

18: 1-7:

1 Op dat uur kwamen de leerlingen bij Yeshu’ en zeiden: “Wie is dan wel de grootste in het koninkrijk van de hemel?”

2 En Yeshu’ riep een jongen en plaatste hem in hun midden,

3 en zei: “Ik zeg jullie met zekerheid, dat als jullie niet veranderen en worden als kinderen, jullie het koninkrijk van de hemel niet zullen binnengaan.

4 Wie daarom nederig als deze jongen is, zal de grootste in het koninkrijk van de hemel zijn.

5 En wie iemand zoals dit kind in mijn naam ontvangt, die ontvangt mij.

6 Maar wie tegen een van deze kleinen die op me vertrouwen een overtreding begaat; het zou beter voor hem zijn als er een molensteen van een ezel om zijn nek werd gehangen en hij in de diepten van de zee zou zinken.

7 Wee de wereld vanwege schandalen! Want schandalen moesten komen, maar wee de man door wiens hand het schandaal komt!

18:10-11:

10 Pas op dat je niet een van deze kleinen minacht! Want ik zeg je dat hun engelen in de hemel voortdurend het gezicht van mijn Vader zien, die in de hemel is.  11 Want de Barnasha is gekomen om te redden wat verloren was.

19: 13- 15:

13 Toen bracht men hem kinderen zodat hij hen de handen zou opleggen en bidden. Maar zijn leerlingen berispten hen.

14 Maar Yeshu’ zei tegen hen: “Laat de kinderen bij me komen en hinder ze niet want voor wie als zij zijn is het koninkrijk van de hemel.”

15 En hij legde hen de handen op en vertrok vandaar.

19:21-26:

21 Yeshu’ zei tegen hem: “Als u volmaakt wilt zijn, ga uw bezittingen verkopen en geef het aan de armen, en u zult een schat in de hemel hebben en kom, volg mij!”

22 Toen de jongeman dit woord hoorde, ging hij bedroefd weg, want hij had veel bezittingen.

23 Yeshu’ zei daarom tegen zijn leerlingen: “Ik zeg jullie met zekerheid dat het moeilijk is voor een rijke om het koninkrijk van de hemel binnen te gaan.

24 Opnieuw zeg ik jullie dat het voor een kameel eenvoudiger is het oog van een naald binnen te gaan, dan voor een rijke het koninkrijk van Alaha binnen te gaan.”

25 Toen de leerlingen dit hadden gehoord zeiden ze zeer verbijsterd: “Wie kan dan gered worden?”

26 Maar Yeshu’ keek naar hen en zei: “Bij mensen kan dit niet, maar bij Alaha kan alles.”

20: 20-28:

20 Daarna kwam de moeder van de zonen van Zabday met haar zonen en ze bracht hem hulde om iets van hem te vragen.

21 Hij zei tegen haar: “Wat wil je?” Ze zei tegen hem: “Zeg dat deze twee zonen van me, rechts en links van u in uw koninkrijk zullen zitten.”

22 Yeshu’ antwoordde en zei: “Jullie weten niet wat jullie vragen. Kunnen jullie de beker drinken waarvoor ik klaar sta het te drinken of worden gedoopt met de doop waarmee ik zal worden gedoopt?” Ze zeiden tegen hem: “Dat kunnen we.”

23 Hij zei tegen hen: “Jullie zullen mijn beker drinken en worden gedoopt met de doop waarmee ik zal worden gedoopt, maar dat jullie rechts en links van mij zullen zitten, is me niet gegeven behalve voor wie mijn Vader het heeft bereid.”

24 Toen de tien het hoorden werden ze door de twee broers getergd.

25 Maar Yeshu’ riep hen en zei tegen hen: “Jullie weten dat de hoofden van de natiën hun heren zijn en [dat] hun regeerders geautoriseerd zijn.

26 Zo zal het niet zijn onder jullie, maar laat wie onder jullie groot wil zijn voor jullie een dienaar zijn.

27 En wie onder jullie de eerste wil zijn, laat hij jullie tot een bediende zijn.

28 Zoals de Barnasha niet is gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zichzelf te geven als een verlossing voor velen.”

22:33-40:

33 Toen de menigten dit hadden gehoord, waren ze verbaasd over zijn onderwijs.

34 Zodra de separatisten hoorden dat hij de zadokieten had doen zwijgen, verzamelden ze zich.

35 Iemand, een van hen die de Wet kende, vroeg hem terwijl hij hem ging testen:

36 “Leraar, wat is het grootse gebod van de Wet?”

37 Yeshu’ zei daarop tegen hem: U moet Alaha de Heer met heel uw hart, met heel uw ziel en al uw kracht en heel uw verstand liefhebben’.

38 Dit is het grootste en het eerste gebod.

39 Het tweede is eraan gelijk: ‘U moet uw naaste liefhebben als uzelf’.

40 Aan deze twee geboden hangen de Thora en de Profeten.”

23: 8-12:

8 Maar laat je niet rabbi noemen, want één is jullie Rabbi, maar jullie allen zijn broeders.

9 Laat niemand zichzelf op aarde vader noemen want één is jullie Vader die in de hemel is.

10 Laten jullie je ook geen gids noemen, want één is jullie gids {leider}, de Mshicha.

11 Maar wie onder jullie groot is, zal onder jullie een dienaar {bediende } zijn.

12 Wie zich verhoogt, zal vernederd worden en wie zich vernedert, zal verhoogd worden. {Wie zich verheft zal vernederd worden en wie zich vernedert zal verheven worden.}

24:45-51:

45 Wie is dan de getrouwe en wijze bediende die zijn heer heeft aangesteld over zijn huishouden om hun op tijd voedsel te geven?

46 Gezegend is die bediende wanneer zijn heer komt en hem zo doende aantreft.

47 Ik zeg jullie met zekerheid dat hij hem over alles wat hij bezit zal aanstellen.

48 Maar als een slechte bediende in zijn hart zou zeggen: ‘Mijn heer stelt zijn komst uit’,

49 en zijn medebedienden begint te slaan en te eten en te drinken met dronkaards,

50 dan zal de Heer van die bediende komen op een dag die hij niet verwacht en op een uur dat hij niet kent.

51 En hij zal hem afzonderen en zijn deel geven tussen de hypocrieten. Daar zal huilen en knarsetanden zijn.

25: 31-46:

31 Wanneer de Barnasha en al zijn heilige engelen met hem in zijn glorie komen, dan zal hij op zijn glorieuze troon gaan zitten.

32 En alle natiën zullen voor hem worden vergaderd en hij zal hen van elkaar scheiden zoals een herder de schapen van de bokken scheidt.

33 En hij zal de schapen rechts van hem en de bokken links van hem plaatsen.

34 Dan zal de koning tegen degenen die rechts van hem zijn zeggen: ‘Kom, gezegenden van mijn Vader! Beërf het koninkrijk dat vanaf de conceptie van de wereld voor u is bereid’.

35 Want ik had honger en u gaf me te eten. Ik had dorst en u gaf me te drinken. Ik was een vreemdeling en u nam me in huis.

36 Ik was naakt en u hebt me gekleed, ziek en u hebt me verzorgd, in de gevangenis en u kwam naar me toe.

37 Dan zullen de rechtvaardigen hem antwoorden: ‘Heer, wanneer hebben we u hongerig gezien en u gevoed, [u] dorstig [gezien] en hebben we u te drinken gegeven?

38 En wanneer hebben wij u gezien dat u vreemdeling was en hebben we u in huis genomen, of [gezien] dat naakt was en hebben we u gekleed?

39 En wanneer hebben wij u dan ziek of in de gevangenis gezien en zijn wij naar u toe gekomen’

40 Dan zal de koning antwoorden en hun zeggen: ‘Ik zeg u met zekerheid: zover als u het voor een van deze kleine broeders van mij hebt gedaan, hebt u het voor mij gedaan’.

41 Dan zal hij ook zeggen tegen wie links van hem zijn: ‘Ga weg van mij, vervloekten, naar het eeuwige vuur, dat voor de beschuldiger en zijn engelen is voorbereid!

42 Want ik had honger, maar u gaf me niets te eten. Ik had dorst, maar u gaf me niets te drinken.

43 En ik was een vreemdeling en u nam me niet in huis, [ik was] naakt en u hebt me niet gekleed, [ik was] ziek en in de gevangenis maar u hebt me niet bezocht.

44 Dan zullen ook zij hem antwoorden en zeggen: ‘Heer! Wanneer hebben we u hongerig gezien, of dorstig of als vreemdeling, of naakt of ziek of in de gevangenis en hebben we u niet gediend’

45 Dan zal hij hun antwoorden en tegen hen zeggen: ‘Ik zeg u met zekerheid: zover u dit niet hebt gedaan voor een van deze kleinen, hebt u het ook niet voor mij gedaan’.

46 En ze zullen naar eeuwige pijniging gaan maar de rechtvaardigen naar eeuwig leven.”

+

Johannes 13:1-20:

1 Voordat het Peschafeest plaatsvond, wist Yeshu’ dat de tijd was gekomen dat hij uit deze wereld moest vertrekken, naar zijn Vader. Hij had wie van hem waren in deze wereld tot het einde lief.

2 Tijdens het avondmaal werd door Satana in het hart van Yihuda, de zoon van Shem’un Scharyuta, gegeven dat hij hem zou verraden.

3 Maar omdat Yeshu’ wist dat de Vader alles in zijn handen had gegeven en dat hij van Alaha was gekomen en naar Alaha zou gaan,

4 stond hij op van het avondmaal en deed zijn mantel uit, nam een doek en sloeg het om zijn middel.

5 Daarna goot hij water in een kom en ging de voeten van zijn leerlingen wassen en hij droogde ze met de doek die om zijn middel was geslagen.

6 Toen hij bij Shem’un Kiefa kwam, zei Shem’un hem: “Heer, gaat u mijn voeten wassen?”

7 Yeshu’ antwoordde en zei tegen hem: “Wat ik doe begrijp je nu niet maar later zal je het begrijpen.”

8 Toen zei Shem’un Kiefa tegen hem: “In de eeuwigheid zult u mijn voeten niet wassen!” Yeshu’ zei tegen hem: “Als ik je niet was, zal je geen deel met me hebben.”

9 Shem’un Kiefa zei tegen hem: “Mijn Heer, was niet dan alleen mijn voeten maar ook mijn handen en mijn hoofd!”

10 Yeshu’ zei tegen hem: “Wie zich heeft gebaad, hoeft slechts zijn voeten te wassen want hij is al rein; dus zijn jullie allen rein maar toch niet allen.”

11 Want Yeshu’ wist wie hem zou verraden, daarom zei hij: “Niet elk van jullie is rein.”

12 Toen hij hun voeten had gewassen, deed hij zijn mantel aan en ging zitten en zei tegen hen: “Begrijpen jullie wat ik voor jullie heb gedaan?

13 Jullie noemen mij ‘onze Leraar’ en ‘onze Heer’, en dat zeggen jullie juist, want dat ben ik.

14 Maar als ik, jullie Heer en Leraar, jullie voeten heb gewassen, hoeveel meer moeten jullie elkaar de voeten wassen?

15 Daarom heb ik jullie dit voorbeeld gegeven. Zoals ik heb gedaan, moeten ook jullie doen.

16 De waarheid: ik zeg jullie dat er geen bediende is die groter is dan zijn heer. Er is geen zendeling, die groter is dan degene die hem heeft gezonden.

17 Als jullie deze dingen weten, zijn jullie gezegend als jullie ze doen.

18 Ik sprak dit niet over jullie allen, want ik ken degenen die ik heb gekozen, maar dat de Schrift vervuld mag worden: “Degene die brood met mij eet, heeft zijn hiel tegen mij opgeheven.”

19 Vanaf dit uur vertel ik jullie voor het gebeurt, dat als het gebeurt, jullie zullen geloven dat ik ben.

20 De waarheid: ik zeg jullie dat wie degene ontvangt die ik heb gezonden, mij ontvangt. En wie mij ontvangt, ontvangt hem die ik heb gezonden.”

Teksten van de Nederlandstalige Peshitta in vertaling van E. Nierop, 2009 uitgave

+

“O Jahweh/Jehovah, echt ik  (ben) Uw knecht, ik (ben) uw dienaar, ( en)  de zoon van uw dienstmaagd: Je hebt mijn banden losgemaakt” (Psalm 116:16 KJBPNVnl)

“En zeide tot mij: Gij  (zijt) mijn knecht, Israël, in wie Ik zal verheerlijkt worden.” (Jesaja 49:3 KJBPNVnl)

“Hij zal vanuit zijn ziel de arbeid zien , (en) zal voldaan worden: Door zijn kennis zal mijn rechtvaardige dienaar de mens rechtvaardigen, want Hij zal hun ongerechtigheden dragen” (Jesaja 53:11 KJBPNVNn)

“Hoor nu, Oh hogepriester Jozua, u en uw medemensen die zitten voor je, want zij ( zijn) mannenwaar men  zich over verwondert : want zie, Ik zal Mijn Knecht, de TAK {scheut, spruit, loot} verwekken {laten voortkomen}.” (Zacharia 03:08 KJBPNVnl)

“Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Een dienstknecht is niet hoger geplaatst {niet meer} dan zijn heer, noch hij, die gezonden is door Hem .” (Johannes 13:16 KJBPNVnl)

“Door uw hand uit te strekken  om te genezen; en dat tekenen en wonderen geschieden door de naam van uw heilig kind Yahshua/Jeshua.” (Handelingen 4:30 KJBPNVnl)

“Er is geen Jood of Griek, er is geen slaaf of vrije, er is geen man noch vrouw: u bent allen één in de Messias Yahshua/Jeshua.” (Galaten 3:28 KJBPNVnl)


Engelse versie / English  version:  Slave for people and God

+

Gelieve verder in het Nederlands te vinden:

  1. Zalving van Christus als profetische repetitie van de begrafenisrituelen
  2. Een Groots Geschenk om te herinneren
  3. Geen Wegvluchter
  4. Samen werken aan een Open Gemeenschap
  5. Wereld waarheen? #4 Het Lied van de Serafs
  6. De Knecht des Heren #1 De Bevrijder
  7. De Knecht des Heren #2 Gods zwaard en pijl
  8. De Knecht des Heren #3 De Gewillige leerling
  9. De Knecht des Heren #4 De Verlosser
  10. De Knecht des Heren #5 De Gezalfde gezant
  11. Jesaja profeet en boodschapper van God
  12. Elke gelovige is opgeroepen om Christus in de dienst te volgen
  13. Toewijding van ons
  14. 1Korinthiërs 3:6-7 God die Wasdom geeft #2 Paulus en andere dienaars.
  15. Een Niet-christelijke christelijke bediening
  16. Roeping een dynamishc begrip en blijvende bron van kracht
  17. Gezelschap in de kerkgemeenschap
  18. Het niet goed gaan in de Kerk
  19. Verspreiding van het Goede Nieuws Fw: Remember matthew 24:14!
  20. Actualiteit Banner of Truth conferentie Predikant Heraut

Aanvullen lectuur in het Engels kan u vinden:

  1. The Ecclesia in the churchsystem
  2. Salvation, trust and action in Jesus #3 as a Christian
  3. Self inflicted misery #2 Weakness of human race
  4. Proclaiming shalom, bringing good news of good things, announcing salvation
  5. Anointing of Christ as Prophetic Rehearsal of the Burial rites
  6. A Great Gift commemorated
  7. Not making a runner
  8. The Soul confronted with Death
  9. Manifests for believers #5 Christian Union
  10. Companionship
  11. What’s Wrong with “User Friendly”?
  12. Foolishness of Preaching and God’s instrument
  13. Preaching to an unbelieving world
  14. Evangelism takes many forms
  15. Verspreiding van het Goede Nieuws Fw: Remember matthew 24:14!

+++

2015 update of related articles:

12 thoughts on “Slaaf voor mens en God

Geef een reactie - Give a reaction

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.